Matthew 23:23

Vierde ‘wee’

Het vierde “wee” spreekt de Heer uit over de huichelarij die zij openbaren in verbinding met de vervulling van het gebod over het geven van tienden. Zij voeren dit gebod tot in het allerkleinste detail uit, terwijl ze nalaten waar het in de wet werkelijk om gaat en dat is “het oordeel, de barmhartigheid en de trouw” (vgl. Mi 6:8).

Het geven van tienden is voorgeschreven. Daar houden ze zich dan ook strikt aan. Ze hebben daar een inhoud aan gegeven die hen in hun eigen ogen tot de meest getrouwe vervullers van dat gebod maakt. De Heer maakt hun duidelijk wat het “gewichtigste van de wet” is en dat ze daar geen boodschap aan hebben. Hij verwijt hun dat ze zich niet bekommeren om het “oordeel” van of de beoordeling door God, wat Zijn gedachten over een bepaalde zaak zijn, wat Hij belangrijk vindt. Ook het bewijzen van “barmhartigheid” is hun helemaal vreemd. “Trouw” aan God en Zijn geboden kennen ze evenmin. Ze treden zelf de wet met voeten.

De Heer Jezus zegt niet dat er geen tienden gegeven moeten worden. Wat Hij hekelt, is het onderscheid dat zij in de geboden maken, waardoor ze bewijzen werkelijk blind te zijn. Ze letten op de mug, dat is het pietluttige, dat ze daar maar aan voldoen, terwijl ze aan het grote, het werkelijk belangrijke, dat is de kameel, geen aandacht schenken en daaraan voorbijgaan.

Copyright information for DutKingComments