Matthew 23:38

Oordeel over Jeruzalem, totdat …

Het gaat de Heer aan het hart dat deze zo bevoorrechte stad zich zo van Hem heeft afgewend. Wat heeft Hij Zich ingespannen om al haar inwoners te verzorgen en te beschermen. Hij heeft dat gedaan “zoals een hen haar kuikens bijeenverzamelt onder haar vleugels”. Al de liefde van Zijn hart gaat naar hen uit, maar Jeruzalem heeft niet geluisterd. De kinderen van Jeruzalem hebben niet gewild.

Het hart van Jeruzalem, de tempel, was eerst Zijn huis, dat wil zeggen Gods huis. Hij noemt het hier “uw huis”, dat wil zeggen het huis van de godsdienstige leiders die het in bezit hebben genomen. Hij was eruit weggetrokken (Ez 9:3; Ez 10:3-4; 18; 19; Ez 11:22-23) en woonde er niet meer. Het huis is leeg en zal leeg blijven en woest aan hen worden overgelaten.

God snijdt de band met Zijn volk door omdat zij hun Messias verwerpen. Daarom zal de stad haar Messias niet meer zien. Hij trekt Zich terug in de hemel. Maar niet voorgoed. Er is een “totdat”. God zal de verbroken verbinding met Zijn volk weer herstellen. De Messias zal terugkomen. Als ze Hem dan zullen zien, zullen ze Hem erkennen Die ze nu zo vol verachting verwerpen (Zc 12:10).

Het gelovig overblijfsel zal Hem welkom heten met de woorden: “Gezegend Hij Die komt in [de] Naam van [de] Heer” (Mt 23:39; Ps 118:26). Deze woorden zijn de inleiding op de volgende twee hoofdstukken waarin de Heer Jezus over die komst spreekt en over alles wat daarmee samenhangt.

Copyright information for DutKingComments