Matthew 25:6

Gelijkenis van de tien maagden

De gelijkenis van de maagden is niet bedoeld om te laten zien dat alleen zij die vol overgave op de Heer wachten, met Hem naar de bruiloft gaan. Het hele gezelschap bestaat uit belijders, het zijn allemaal mensen die de bruidegom tegemoet zijn gegaan. Waar het om gaat, is het onderscheid te laten zien dat er tussen de belijders is. Er zijn namelijk zowel echte als valse belijders.

De Heer is in deze gelijkenis niet de Bruidegom van de gemeente. De bruid wordt in deze gelijkenis niet genoemd. Het gaat hier om de persoonlijke verantwoordelijkheid tijdens de afwezigheid van Christus. Het is een gelijkenis van het koninkrijk der hemelen dat wordt vergeleken met tien maagden. Het getal tien spreekt van verantwoordelijkheid. Het woord “maagden” spreekt van toewijding, van het hebben van één geliefde. Ze hebben allen lampen, dat wil zeggen licht. Ze kennen de toekomst. Allen gaan ze uit, de bruidegom tegemoet.

Vervolgens brengt de Heer in de tien maagden een onderscheid aan. Vijf noemt Hij dwaas en vijf wijs. Het onderscheid ligt niet in het uitgaan, want ze gaan allen uit. Ook hebben ze allen lampen. Het onderscheid ligt in het hebben of niet hebben van olie in hun kruiken. Wat de dwaze maagden dwaas maakt, is dat zij geen olie hebben. Olie spreekt van de Heilige Geest. Met olie werden in het Oude Testament koningen, priesters en in een enkel geval profeten gezalfd. Zo is de nieuwtestamentische gelovige gezalfd met de Heilige Geest (1Jh 2:20; 27; 2Ko 1:21-22). De kruiken spreken van het lichaam (2Ko 4:7).

Als de bruidegom op zich laat wachten, vallen ze alle tien in slaap. Het bezit van de Heilige Geest verhindert niet dat ook de wijze maagden inslapen. Dat geeft aan dat de hele belijdende gemeente, ook zij die de Geest hebben, de wederkomst van de Heer uit het oog verliest. In de begintijd van de gemeente zagen de gelovigen uit naar de komst van de Heer. Maar vanwege het uitblijven van Zijn komst is de verwachting weggezakt.

Dan, als het middernacht is, als de nacht op zijn donkerst is, klinkt er een geroep. De bruidegom is in aantocht! De oproep die door de Heilige Geest klinkt, is: “Zie, de bruidegom!” De persoon van de bruidegom wekt de slapers op uit hun slaap. Overigens is de uitroep “zie, de bruidegom” niet alleen bedoeld om wakker te maken om Hem tegemoet te gaan. Het houdt ook een oproep in om in het onderzoek van de Schriften de schitterende kenmerken van Zijn Persoon te zien.

Behalve wakker worden wordt er ook activiteit verwacht. Daarom klinkt het vervolgens: “Gaat uit, tegemoet.” In Mt 25:1 zijn ze al een keer uitgegaan. Nu klinkt de oproep dat ze dat weer moeten doen. Uitgaan betekent afzondering van de wereld, ook in haar christelijke gedaante. Maar daar moet het niet bij blijven. Er volgt: ‘Hem tegemoet.’ Het gaat om Christus.

In de geschiedenis van de christenheid zien we dit gebeuren als er door de werking van Gods Geest in de 19e eeuw een hernieuwde belangstelling ontstaat voor de wederkomst van Christus. Door het onderzoek van de Schriften, vooral van de profetieën, wordt ook de hoop van de gemeente weer ontdekt, zoals die er was in de dagen van Paulus. Ter wille van Christus werden verkeerde verbindingen opgegeven en ging men leven in overeenstemming met de ware roeping van de christen. Wat we in de geschiedenis van de christenheid zien, geldt ook voor het leven van de individuele gelovige. Wie leeft met en in de verwachting van de spoedige komst van Christus, leeft niet voor de aarde, maar voor de hemel.

Alle maagden worden wakker. Zowel echte als valse christenen maken zich op om de bruidegom tegemoet te gaan. Ze brengen allen hun lampen in orde. Ze laten het licht dat ze hebben, weer schijnen. Dat is ook het moment dat de dwaze maagden tot de ontdekking komen dat ze geen olie hebben. Ze zien dat hun lampen uitgaan. Ze hadden alleen de pit aangestoken, maar zich niet van olie voorzien. De lamp zonder olie stelt de mens voor die de Heilige Geest niet bezit. De lamp van de natuurlijke mens kan soms even licht laten schijnen en daarmee de schijn geven dat er olie is, maar in werkelijkheid gaat zo’n lamp snel uit.

Er is genoeg tijd tussen de roep en de komst om de toestand van ieder duidelijk te maken. Nu komen de dwaze maagden tot de ontdekking dat ze geen olie hebben. Ze missen het wezenlijke van het licht. Het licht dat ze bezaten, was schijn. Ze erkennen dat de wijze wel olie hebben. Ze zien dat de wijze maagden een werkelijke relatie met de bruidegom hebben. Hun vraag aan de wijze is of zij wat van hun olie mogen hebben. Maar de wijze weten dat zij geen olie kunnen leveren. Ze verwijzen de dwaze naar de verkopers.

Als de dwaze zijn weggegaan om olie te kopen, komt de bruidegom. De wijze, zij die gereed zijn, gaan met hem naar binnen, naar de bruiloft. Dan wordt de deur gesloten. Als de dwaze maagden komen, willen zij ook naar binnen. Over olie wordt niet gesproken. Ze willen naar binnen en smeken de heer om hen open te doen. Maar voor de dwaze maagden is het te laat. Zij hadden klaar moeten zijn toen de bruidegom zich aandiende.

De heer wijst hen terug met woorden die aangeven dat er tussen hem en hen geen enkele band is. Hij kent hen niet. Hij doet niet alsof hij hen niet kent, maar hij kent hen echt niet. Zij hebben zich nooit aan hem overgegeven. Er is nooit liefde voor hem in hun hart geweest. Ze vonden hem wel interessant, maar ze hebben zich nooit voor hem gebogen.

De Heer Jezus eindigt de gelijkenis met een waarschuwing om te waken. Dit is het doel van de gelijkenis. Het moet de wijze ertoe bewegen de ogen goed open te houden en niet in slaap te vallen. Het moet de dwaze ertoe bewegen nu nog wijs te worden door olie te kopen voordat het te laat is.

Copyright information for DutKingComments