Matthew 26:69-74

Petrus verloochent de Heer

Petrus, die de Heer vanuit de verte is gevolgd, is in de voorhof van de hogepriester aangekomen. Daar heeft hij plaatsgenomen tussen de vijanden van de Heer die zich bij een vuur staan te warmen. Hij meent zich daar onopgemerkt te kunnen ophouden om te kijken wat er met zijn Heer gebeurt. Dan komt er een dienstmeisje naar hem toe die hem herkent als iemand die bij “Jezus de Galileeër” was. Wat moet er door Petrus heen zijn gegaan toen het dienstmeisje dit tegen hem zei. Hij wilde onbekend zijn, hij hoopte dat niemand hem in het donker zou herkennen. Door deze opmerking moet hij kleur bekennen. Het meisje stelde geen vraag, ze stelde een feit vast.

Dan zoekt de grote apostel, de eerste van de twaalf, een uitvlucht. Hij doet alsof hij niet weet waarover het dienstmeisje het heeft. Dit staat gelijk aan verloochening. Het is een ontkennen dat hij bij de Heer Jezus hoort. Allen die daar zijn, horen hem zijn verloochening uitspreken.

Omdat de grond hem daar te heet onder de voeten is geworden, verwijdert hij zich van die plaats. Hij wil weg uit de voorhof en gaat naar de voorpoort. Maar ook daar is een vrouw die hem herkent. Zij stelt dat hij bij “Jezus de Nazoreeër” hoort. In het eerste geval wordt Petrus persoonlijk aangesproken. In dit geval is de opmerking van de vrouw gericht tot allen die daar zijn. Petrus loochent opnieuw dat hij Hem kent. Dit keer is zijn ontkenning sterker. Hij zweert dat hij Hem niet kent. Hij noemt Hem ook “de Mens”, alsof de Heer niet meer was dan dat.

Nog is Petrus niet op het dieptepunt van zijn verloochening. De val moet nog compleet worden, zoals de Heer heeft voorzegd. Het is geen moment van zwakheid. Het is een situatie waarin Petrus zich eigenwillig heeft begeven. De Heer gebruikt die situatie om Petrus te leren wat in hemzelf is en dat hij niet beter is dan de andere discipelen.

Voor de derde keer komt er een herkenning van zijn omgang met de Heer Jezus, dit keer van een hele groep. Ze komen naar hem toe en bevestigen wat de vrouw heeft opgemerkt. Zij herkennen Petrus niet alleen aan zijn uiterlijk, maar ook aan zijn accent. Petrus verraadt zichzelf door zijn accent dat hij niet kan verloochenen.

Dan wordt de val van Petrus volledig. In nog krachtiger termen, waarbij hij zelfs vloekt, herhaalt hij zijn eerdere uitspraak en verklaart onder ede dat hij “de Mens” niet kent.

Zodra Petrus zijn derde verloochening heeft uitgesproken, kraait de haan, zoals de Heer heeft voorzegd. Dat brengt Petrus het woord van de Heer in herinnering. Dit woord doet nu zijn werk in zijn geweten. Verpletterd door schuld gaat hij naar buiten en weent bitter. Zijn geweten is diep getroffen en overtuigd van de zonde.

Dit is het gevolg van het werk van de Heer Jezus als de Voorspraak bij de Vader (1Jh 2:1). “Jezus Christus, [de] Rechtvaardige”, heeft voor hem gebeden dat zijn geloof niet zou ophouden (Lk 22:32). Daarom gaat hij naar buiten om bitter te wenen en niet om zich op te hangen, zoals Judas (Mt 27:5).

Zijn tranen kunnen zijn schuld niet uitwissen, maar ze bewijzen door genade het bestaan van de oprechtheid van zijn hart. Ze getuigen van die machteloosheid waarvoor zelfs oprechtheid van het hart geen geneesmiddel is. Alleen nauwe gehechtheid aan Christus, geloof in Zijn woord en wantrouwen in onszelf bewaren voor een val.

Ik kan in situaties komen waarin ik de Heer verloochen en Hem als niet meer dan een ‘Mens’ behandel. Als ik mijn eigen opvattingen over een zaak naar voren breng omdat ik bang ben te zeggen hoe de Heer daarover denkt in Zijn Woord, verloochen ik Hem. Dan is Hij voor mij niet meer dan een Mens, dat is, niet meer dan ik ben. In werkelijkheid verlaag ik Hem en geef ik Hem niet de rechten die Hij over mijn leven heeft. Christus wil mij in Zijn genade dat indachtig maken en dat moet ik belijden. Dan kan er herstel volgen.

Copyright information for DutKingComments