Matthew 27:22-31

Ter dood veroordeeld

Nu de keus van het volk onwrikbaar is gebleken, vraagt Pilatus wat hij moet doen met “Jezus Die Christus wordt genoemd”. Welke rechter heeft ooit aan het volk gevraagd wat hij met een gevangene moet doen?! Het gebeurt met de Heer Jezus. Geen onrecht, geen vernedering is Hem bespaard gebleven. En te midden van deze hele schijnvertoning, dit schijnproces, zwijgt Hij.

Pilatus probeert hen tot rede te brengen met de vraag naar het kwaad dat Hij zou hebben gedaan. Het volk is niet voor rede vatbaar. Ze willen bloed zien, Zijn bloed.

Pilatus ziet in dat hij zijn pogingen om Hem vrij te krijgen, moet staken. Zijn eerste zorg is het volk rustig te houden. Als er opstand komt, krijgt hij problemen met zijn baas in Rome. En dat wil hij ten koste van alles, ten koste van het recht, ten koste van de waarheid, ten koste van Hem Die de waarheid is, vermijden.

Tegelijk wil hij ook zichzelf vrijpleiten. Daarom neemt hij water om daarin zijn handen te wassen als een teken dat hij schone handen heeft en daarom onschuldig is aan het bloed van Hem, Die hij in navolging van zijn vrouw “Rechtvaardige” noemt. Alsof letterlijk water de grote zonde kan wegnemen die hij vanuit zijn egoïstische hart pleegt. De dwaas. Hij meent dat hij zijn eigen verantwoordelijkheid van zich kan afwentelen en die kan leggen op het volk door uit te spreken dat het hun zaak is. Zijn schuld staat voor eeuwig vast.

Ook het volk is voor de volle honderd procent schuldig. Zij spreken het woord uit dat in de eeuwen erna op gruwelijke wijze bewaarheid is geworden. Het zal ook op de meest gruwelijke wijze waar worden in de grote verdrukking die over hen zal komen.

Pilatus heeft zijn handen gewassen, maar dat verandert niets aan het feit dat zijn handen gebonden zijn aan de wil van het volk. Zijn handen zitten onder het bloed. Hij laat de moordenaar Barabbas vrij en hij geselt de Heer. Al doen zijn soldaten het daadwerkelijk, hij is ervoor verantwoordelijk. Evenzo is hij ervoor verantwoordelijk dat de Heer gekruisigd wordt.

Bespot

De soldaten van de stadhouder, soldaten over wie hij gezag heeft, nemen de Heer mee in de ambtswoning van Pilatus. Deze soldaten roepen al hun kameraden erbij om “tegen Hem” te zijn. Voordat Hij wordt gekruisigd, wordt Hij nog het mikpunt van de bespotting van een hele legerafdeling. Alles wat Zijn waardigheid als Mens uitmaakt, wordt Hem ontnomen. Het ontkleden zal niet zachtzinnig zijn gegaan. Daarna verkleden ze Hem als Koning door Hem een scharlaken mantel om te doen.

Om Zijn belijdenis dat Hij een Koning is nog bespottelijker te maken, vlechten ze een kroon van dorens en zetten die op Zijn hoofd. De Heer wordt geen vernedering bespaard. Dorens zijn het gevolg van de zonde die in de wereld is gekomen (Gn 3:18). Door Hem een kroon van dorens op te zetten is het alsof ze Hem tot de oorzaak verklaren dat de zonde in de wereld is gekomen. Ook geven ze Hem een rietstok als scepter in de hand. En de Heer houdt die vast.

Spottend vallen ze voor Hem op de knieën en groeten Hem als Koning der Joden. En Hij is het. Eens zullen ze voor Hem op de knieën vallen. Dan zal het niet zijn om Hem te bespotten, maar om Hem in waarheid als Heer te belijden (Fp 2:10).

Hun verachting kent geen grenzen. Ze bespugen Hem met smadelijk speeksel. Hij heeft Zijn gezicht er niet voor afgewend (Js 50:6). Is er iets wat een grotere verachting uitdrukt dan iemand in het gezicht te spugen? De rietstok die ze Hem als spottend symbool van regering in de hand hadden geduwd, nemen ze weer van Hem af, om Hem daarmee op Zijn met dorens gekroonde hoofd te slaan. De rietstok is geen rietje dat gemakkelijk breekt, maar een echte stok. Er kan een spons aan gedaan worden om die omhoog te steken, om daardoor de Heer te drinken te geven (Mt 27:48). Als hun spotlust verzadigd is, doen ze Hem het spotkleed af en trekken Hem Zijn eigen kleren weer aan. Dan nemen ze Hem mee om Hem te kruisigen.

Het is aangrijpend dat de Heer tijdens alle mishandeling en bespotting volkomen zwijgt. Er is zelfs van een dreigende blik geen sprake. Dat wil niet zeggen dat Hij alles stoïcijns, gevoelloos, over Zich heen heeft laten komen als een onvermijdelijk noodlot. Hij heeft elke mishandeling en elk spotwoord diep gevoeld, zowel lichamelijk als in Zijn ziel. In meerdere psalmen uit Hij Zijn gevoelens over wat Hem is aangedaan (Ps 22:1-32; Ps 69:1-37; Ps 102:1-29; Ps 109:1-29). Hij is werkelijk volmaakt Mens, maar Hij is ook de volmaakte Mens omdat Hij Zich volkomen aan God toevertrouwt en Zich door Hem gesteund weet in dit vreselijke lijden dat Hem door mensen wordt aangedaan.

Copyright information for DutKingComments