‏ Matthew 4:10

De derde verzoeking

Voor de derde verzoeking neemt de duivel de Heer mee naar een plaats vanwaar hij Hem een overzicht over de hele wereld biedt. Als de duivel iets moois en indrukwekkends laat zien en dat ook nog aanbiedt, doet hij dat om iemand in zijn greep te krijgen. In zekere zin behoren de koninkrijken van deze wereld aan de duivel. Adam heeft het gezag erover verspeeld en de wereld in de handen van de duivel overgeleverd. Daardoor is de duivel sinds de zondeval van de mens “de god van deze eeuw” en “de overste van de wereld” (2Ko 4:4; Jh 14:30). Deze situatie zal voortduren tot de Heer Jezus terugkomt. Pas dan breekt Zijn koninkrijk aan (Op 11:15).

De verzoeking is daarin gelegen dat Christus de koninkrijken kan krijgen zonder ervoor te hoeven lijden. De duivel toont Hem de erfenis die Hem wacht. Hij biedt die aan op voorwaarde dat de Heer Jezus een knieval voor hem maakt. Hoe vaak hebben mensen voor oneindig veel minder een knieval voor de duivel gemaakt. De duivel maakt zichzelf als satan openbaar door ronduit te stellen dat Christus “al deze dingen” kan krijgen als Hij neervalt en hem aanbidt. De satan stelt zichzelf als een voorwerp van aanbidding in de plaats van God. In ruil daarvoor biedt hij voorwerpen aan uit het gebied waarover hij regeert.

De Heer wijst hem terug als “satan”, dat betekent ‘tegenstander’. Hij weerstaat hem. Nooit mogen we toelaten dat iets of iemand zich plaatst tussen ons hart en God en daarmee de plaats van God inneemt. Dat krijgt ook Petrus te horen, als hij de Heer van Zijn weg van gehoorzaamheid wil afbrengen (Mt 16:22-23).

Alle aanhalingen uit het Woord waarmee de Heer de duivel antwoordt, komen uit het boek Deuteronomium. In dat boek wordt de verantwoordelijkheid van Israël gezien in verbinding met het bezit van het land en de voorrechten van het volk. We zien daar dat alle zegeningen voor het volk gebaseerd zijn op gehoorzaamheid.

Copyright information for DutKingComments