‏ Matthew 5:25-26

Doodslag en toorn

De Heer gaat de diepere, eigenlijke betekenis van de wet uitleggen. Hij doet dat door vijf voorbeelden. Drie daarvan gaan over de natuur van de zonde: gewelddadigheid (Mt 5:21-26), begeerten (Mt 5:27-32) en leugen (Mt 5:33-37). De andere twee gaan over de natuur van God: de liefde (Mt 5:38-48). In deze voorbeelden toont de Heer de diepte van de wet aan en laat Hij zien dat de wet van de tien geboden opgaat in een hogere wet. Hij geeft aan wat volgens de wet allemaal niet mag en ook wat de hogere wet is. Zo plaatst Hij tegenover het negatieve gebod om niet te doden het positieve weldoen aan anderen. Ten slotte toont Hij aan wat de farizeeën hebben toegevoegd. Als Hij zegt ”maar Ik zeg u”, geeft dat een verdieping, een aanscherping of een weerlegging aan.

De Heer begint met het zesde gebod dat God heeft gegeven “u zult niet doden” met de toevoeging van de mensen “wie doodt, zal vervallen aan het gericht”. Door deze toevoeging is doodslag gemaakt tot een zaak die een plaatselijke rechtbank wel kan afhandelen. De Heer Jezus plaatst tegenover de lichtzinnigheid van de farizeeën een ernstiger opvatting over de wet. In Zijn onderwijs past Hij het doden van iemand toe op schelden. In schelden wordt de toestand van het hart openbaar. Naarmate het schelden heftiger wordt, verbindt Hij daaraan zwaardere straffen.

Christus maakt duidelijk dat het maar niet alleen gaat om de openbare daad, maar evenzeer om de toestand van het hart. Daarom behandelt Hij in dezelfde categorie van doodslag elke soort geweld, gevoel en uitdrukking, alle verachting en haat die de boze gezindheid van het hart tot uitdrukking brengt.

Na deze uitingen die de gezindheid van het hart openbaar maken, spreekt Hij over het brengen van een offer. God kan alleen een offer aanvaarden van iemand die in vrede met zijn naaste leeft. Maar als hij zijn naaste iets heeft aangedaan of gezegd waardoor zijn naaste iets tegen hem heeft, moet hij zich eerst met zijn naaste verzoenen. Pas na de verzoening kan hij tot God naderen en kan God zijn offer aannemen. Het is belangrijk om haast te maken met verzoening met de tegenpartij. Als iemand verzoening onbelangrijk vindt, zal die houding later tot zijn val leiden.

De Heer Jezus spreekt in profetische zin ook over wat het volk te wachten staat als het Hem niet welgezind is. Hij is hun tegenpartij, want zij behandelen Hem volkomen respectloos. Ze nemen Hem niet aan en zullen Hem zelfs verwerpen en doden. Zij zullen hun straf niet ontlopen en er ook geen verlichting van ontvangen, maar die ten volle moeten ondergaan.

Copyright information for DutKingComments