Matthew 6:16

Vasten

Vasten komt in het Oude Testament verschillende keren voor (Ea 8:21; Ne 9:1; Js 58:1-14). In de brieven van het Nieuwe Testament die het leven van de gemeente beschrijven, komt het ook voor. Meestal wordt vasten verbonden aan gebed (Hd 14:23). Ook in dit hoofdstuk volgt het direct op gebed. Waar gebed de geestelijke kant van de mens betreft, betreft vasten de lichamelijke kant. Door te vasten voelt iemand met zijn lichaam mee met wat hem in zijn geest en ziel bezighoudt.

Vasten hoort bij verootmoediging en is ook een uiting van verdriet. Als iemand vast, ontzegt hij zich het genot van aardse dingen die op zichzelf geoorloofd zijn om van te genieten. Wie vast, ontzegt zich tijdens de duur van het vasten bepaalde aardse dingen voor een hoger doel.

Vasten is geen doel op zichzelf. Zo vasten de farizeeën. Door het tonen van een droevig gezicht, het zelfs ontoonbaar maken ervan, weten zij de waardering van mensen binnen te halen. Zij willen graag dat de mensen zien hoe goed en vroom zij leven en hoe zij toch wel veel verdriet hebben om de geestelijke toestand van Gods volk. De Heer Jezus doorziet de ware aard van dit optreden. Hij noemt hen “huichelaars” en zegt dat zij hun loon al hebben.

Het echte vasten zie je niet aan iemand. Het is, net als het gebed, iets tussen de Vader en de discipel. De Vader zal het belonen als iemand zo meevoelt met Hem over de situatie van Zijn volk. Vasten gebeurt voor Hem en niet voor anderen.

Copyright information for DutKingComments