‏ Matthew 6:2-4

Weldadigheid

De Heer gebruikt ook in dit hoofdstuk steeds de woorden “Ik zeg u”. Hij spreekt met gezag en leert hun niet als hun schriftgeleerden.

De farizeeën geven hoog op van hun weldadigheid. Dat doen ze in de synagogen, waar ze onderwijs geven, en ook in het openbaar. De Heer noemt hen “huichelaars”. Deze mensen hebben geen oog voor God. Het gaat hun alleen om de bijval en lof van hun medemensen. Die krijgen ze dan ook en daarmee wordt gelijk hun loon uitgekeerd. Uitgesteld of toekomstig loon hoeven ze niet meer te verwachten.

Nadat de Heer op de verkeerde vorm van het bewijzen van weldadigheid heeft gewezen, laat Hij zien wat de goede manier is. Bij geven gaat het erom dat het gebeurt voor het oog van de Vader. Ook al weet niemand ervan, de Vader ziet het, waardeert het en zal het belonen.

Ook mag de linkerhand niet weten wat de rechter doet. Dat wil zeggen dat we ook niet moeten geven om er zelf een goed gevoel door te krijgen. We zullen het niet aan anderen zeggen, maar we zijn toch wel trots op onszelf dat we iets hebben gegeven. Alles moet gebeuren met het oog op en voor het oog van de Vader en niet voor dat van mensen, zelfs niet voor ons eigen oog. Wat gebeurt zonder dat mensen het weten, zal in de toekomstige dag openlijk beloond worden.

Copyright information for DutKingComments