Matthew 6:20

Schatten in de hemel

Het laatste deel van dit hoofdstuk (Mt 6:19-34) gaat over aards bezit en de noodzakelijke dingen van het leven. De Heer geeft daarvoor de nodige vermaningen vanwege de diepe neiging in ieder mens om aardse schatten na te jagen. De vermaning om geen schatten op aarde te verzamelen staat tegenover de aansporing om weldadigheid te doen waarover de Heer in het begin van dit hoofdstuk spreekt.

Er zijn twee redenen om het hart niet op aards bezit te zetten. Die redenen zitten in de twee manieren waarop we onze schatten kunnen kwijtraken. In de eerste plaats kunnen ze worden bedorven door natuurkrachten die wij niet in de hand hebben. In de tweede plaats kunnen gewelddadige mensen ze van ons roven. We kunnen nog zo ons best doen ons tegen beide te verweren, maar een houdbaarheidsdatum van ons bezit is niet te garanderen.

De Heer wijst op andere schatten, die niet aan bederf onderhevig zijn en die niet van ons kunnen worden gestolen. Dat zijn de schatten in de hemel. Deze schatten zijn verbonden met Hem, “in Wie al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn”, dat is Hij Zelf (Ko 2:3). Wat we daarvan verzamelen door ons bezig te houden met de dingen die boven zijn (Ko 3:1-2), is van eeuwige, onverwoestbare waarde.

Als we de Vader in de hemel werkelijk kennen, hebben we onze schat in de hemel en is ons hart ook daar. We hebben slechts één hart en dat is bij het voorwerp dat het hart het meest waardeert.

Copyright information for DutKingComments