‏ Micah 1:10-15

Gath en Beth-le-Afra

Vanaf Mi 1:10 wordt de invasie van de Assyriërs beschreven en hun belegering van Jeruzalem. Ook in Jesaja wordt deze opmars beschreven (Js 10:28-32). Maar er is een verschil. Jesaja somt meer de verschillende plaatsen op als stopplaatsen op de marsroute van de Assyriërs. De beschrijving van Micha is meer vermengd met de oorzaken waardoor de verschillende steden door dit oordeel getroffen worden.

In de Mi 1:10-15 worden verschillende plaatsen genoemd die het toneel van ellende zullen zijn. Van de meeste plaatsen is bekend dat ze in de buurt van de geboorteplaats van Micha liggen. De profeet ziet een vreselijk onheil komen over zijn geboorteplaats en de directe omgeving ervan.

Er worden tien steden genoemd. Tien is het getal van verantwoordelijkheid. Daarin hebben Israël en Juda gefaald en als gevolg daarvan komt nu het oordeel over hen. De eerste steden die worden genoemd, liggen in het heuvelland van Juda op de route van de vijand van Samaria naar Jeruzalem. De volgende steden liggen in de buurt van Jeruzalem. De steden van Juda die de gesel ervan hebben ervaren, worden opgesomd, elk in bewoordingen die een woordspeling met de naam van de stad laten zien.

De opsomming wordt door Mi 1:12, waar weer de poort van Jeruzalem wordt genoemd, in twee keer vijf steden verdeeld. Daardoor is het vermoeden ontstaan dat de eerstgenoemde vijf steden ten noorden en de erna genoemde vijf ten zuiden van Jeruzalem liggen, waarmee Micha gelijk aangeeft dat het oordeel zich vanuit het noorden voltrekt.

Het gedeelte van de Mi 1:10-15 begint met woorden die herinneren aan de rouwklacht van David over de dood van Saul en Jonathan (2Sm 1:20). Het gedeelte eindigt met de naam van de spelonk waar David zich voor Saul heeft verborgen (1Sm 22:1). Deze donkere momenten in het leven van David vormen als het ware het decor voor de beschrijving van de val van de steden waarover Micha spreekt. De val van Saul staat symbool voor de val van het hele koninkrijk van Israël. In de spelonk zien we dat er tijdens het oordeel toch een toevluchtsoord is voor hen die Gods oordeel als terecht erkennen. Daar bevindt en verbergt zich de heerlijkheid van Israël (Mi 1:15).

Het eerste wat Micha doet, is het volk waarschuwen dat dit bericht niet doorgegeven wordt aan Gath van de Filistijnen. De profeet vreest het wraakzuchtig gejuich van deze vijanden van Gods volk (vgl. 2Sm 1:20). Ze moeten zelfs geen enkele uiting van droefheid daar laten zien.

Het bepaalt hen er ook bij dat zij in hun eigen stad het oordeel moeten dragen. Ze mogen geen steun zoeken bij anderen. Het volle gewicht ervan moet tot hen doordringen. Het is ook een waarschuwing dat ze geen medelijden moeten zoeken op verkeerde plaatsen, bij verkeerde personen. Als ze dat doen, zal dat hun pijn alleen maar groter maken.

De eerste stad in Juda is “Beth-le-Afra”, dat ‘huis van het stof’ betekent. In de oproep van Micha tot deze stad om zich in het stof te wentelen ligt een woordspeling. Het is een oproep zich te gedragen naar de betekenis van de naam van hun stad. Zich wentelen in het stof is een teken van rouw (Jz 7:6; Jb 16:15; Js 47:1). God wil met Zijn oordeel altijd bewerken dat de mens zich voor Hem vernedert en de rechtvaardigheid van Zijn oordeel erkent.

Safir, Zaänan en Beth-Haëzel

De woordspeling geldt voor alle plaatsen die door Micha worden genoemd. Micha heeft voor elke stad een oproep die aansluit bij de betekenis van de naam ervan. “Safir” betekent ‘schone’. Micha spreekt over de schande waaraan Safir zal worden prijsgegeven. Van haar schoonheid blijft niets over. De stad zal het tegenovergestelde van de betekenis van haar naam ervaren: ze zal een vernederende behandeling ondergaan.

“Zaänan” betekent ‘plaats van menigten’ of ‘die uitgegaan is’. Bij een menigte kunnen we denken aan kracht om de vijand te bestrijden. Maar er zal niemand de poort uitgaan. Uit vrees voor de vijand zullen ze binnen de poorten blijven. Van enige heldhaftigheid is geen sprake. Micha vermeldt dat zij zich niet naar buiten wagen.

“Beth-Haëzel” betekent ‘huis van de naaste’. Maar zij zullen geen hulp aan hun naasten kunnen geven. De stad zal geen plaats zijn waar vluchtelingen kunnen verblijven omdat de stad zelf vol ellende is. De ellende waarin de vijand de stad heeft gedompeld, zal het onmogelijk maken als stopplaats voor verjaagden te dienen. Ze zijn krachteloos om voor de naasten een steun te zijn omdat de HEERE Zijn steun van hen wegneemt. Hij neemt Zijn steun van hen weg omdat zij niet op Hem steunen.

Maroth

“Maroth” betekent ‘bitterheid’. De bewoonster ziet uit naar het goede, maar het komt niet. Als bitterheid het kenmerk van de stad is, is er geen verbinding met het goede en het uitzien ernaar is ongegrond en tevergeefs. Omdat de stad de HEERE heeft verlaten, heeft ze de bron van het goede verlaten. Het oordeel is aanstaande. Dat zal verlies betekenen van al het goede dat er nog aanwezig is. Ze zal ziek zijn van het verlies ervan. Naar het goede kan alleen met blijdschap worden uitgezien vanuit de omgang met Hem.

Midden in de beschrijving van de veroveringstocht van de Assyriërs herinnert Micha eraan dat al het onheil dat de vijand brengt van de HEERE komt. Hij is het Die Zijn volk straft vanwege hun zonden. Assyrië is de roede waarmee Hij Zijn volk tuchtigt vanwege hun volharden in het afwijken van Hem (Js 10:5-6). Micha geeft ook de grens aan die de HEERE voor Zijn tuchtroede heeft vastgesteld en die daarom door de vijand niet zal worden overschreden. Het is “tot aan de poort van Jeruzalem” en niet erdoor naar binnen de stad in (vgl. Mi 1:9).

Lachis, het begin van Israëls zonde

Lachis betekent onder andere ‘onoverwinnelijk’. Maar Lachis krijgt de oproep om te vluchten voor de naderende vijand en dat zo snel mogelijk te doen. Paarden, die een toonbeeld van onbevreesde kracht in de oorlogsvoering zijn (Jb 39:24-25), worden door Micha aangeprezen als het middel voor een snelle en smadelijke aftocht. Nadat Sanherib Lachis heeft ingenomen, vestigt hij er zijn hoofdkwartier en ontvangt hij daar de gezanten van Hizkia (2Kn 18:14; 17; Js 36:2).

In Lachis ligt “het begin van de zonde” van Juda. Het begin van de zonde is waar de zonde is begonnen en waarin ze ook haar volle kracht heeft geopenbaard. Het zal betekenen dat in Lachis als eerste stad in Juda de afgoderij uit Israël is ‘geïmporteerd’ en vandaar verder in Juda is verspreid. De zonden van Israël hebben niet haltgehouden voor de grens van Juda. Lachis heeft er de poort voor geopend en de zonde binnengehaald.

Moreset-Gath en Achzib

Ook “Moreset-Gath” zal in handen van de vijand vallen. Moreset-Gath betekent ‘bezit of erfdeel van Gath’. De stad zal haar erfdeel moeten opgeven. Het zal het bezit worden van de vijand, terwijl de inwoners ervan in ballingschap zullen gaan. Met het oog daarop zegt Micha dat aan die stad een afscheidsgeschenk gegeven moet worden. Het is als een geschenk dat een vader aan zijn dochter meegeeft bij haar huwelijk, wanneer zij het huis verlaat. Het betekent dat ook deze stad voor het rijk verloren gaat.

“Achzib” betekent ‘leugen’, ‘bedrog’. De stad zal de koningen teleurstellen die hun hoop hierop hebben gevestigd. De ‘achzabim’ in het Oude Testament zijn beken die in de zomer droog zijn en zo bedrog zijn voor de dorstige reiziger (vgl. Jb 6:15; Jr 15:18b). “De huizen van Achzib” worden genoemd omdat die te vergelijken zijn met de beekbedding die bedriegt. Er is geen staat op te maken, niet op te rekenen, ze bieden geen enkele bescherming.

De koningen van Juda worden hier “de koningen van Israël” genoemd omdat zij in slechtheid niet voor die van Israël onderdoen. Ze zullen het grootste bedrog omarmen als ze de antichrist zullen aannemen. Ze zullen menen in hem hun bevrijder te hebben. Hoe bedrogen zullen ze daarmee uitkomen. Deze man zal “onbetrouwbaar” zijn. Hij zal een ‘leugenbeek’ blijken te zijn die zijn weerga niet kent.

Maresa en Adullam

Maresa betekent ‘bezitting’ of ‘verovering’. Eens is het veroverd door de Israëlieten, nu staat het op het punt door hun vijanden te worden veroverd. Al hun bezit zal in handen van de Assyriërs, “een bezetter”, vallen. Hier benadrukt Micha nog eens dat de HEERE de Bewerker van hun onheil is (vgl. Mi 1:12).

Alle voorname mensen, mensen van aanzien, zullen naar Adullam vluchten, de spelonk voor achtervolgden (1Sm 22:1). “De luister van Israël” is de adel (Js 5:13), maar kan ook slaan op het hele volk, zij die geen recht van bestaan hebben (Hs 9:11-13). Omdat deze plaats zo herinnert aan de vlucht van David en allen die zich bij hem hebben gevoegd, kan het ook zijn dat God deze spelonk als toevluchtsoord aanwijst voor alle trouwe gelovigen.

Copyright information for DutKingComments