Micah 1:2

De Rechter komt

Micha stelt zonder nadere introductie de HEERE als de komende Rechter voor. De volken worden als getuigen, als waarnemers, in dit proces opgeroepen (vgl. 1Kn 22:28). Het oordeel dat Gods volk treft, is een voorbode van het oordeel dat de volken zal treffen. Het oordeel over de steden Samaria (Mi 1:6) en Jeruzalem (Mi 3:12) bevat onderwijs voor de volken. Daarom wordt de aarde opgeroepen er acht op te slaan.

De bedoeling van deze algemene oproep is het grote gewicht ervan te doen uitkomen (vgl. Dt 32:1; Js 1:2; Jr 6:19). Micha ziet, net als Jesaja, dat het lot van de volken volledig afhangt van het lot van Gods volk. Het lied van Mozes en het boek van de wet zijn vroeger door God als getuigen gesteld van de zonden van de Israëlieten (Dt 31:19-21; 26). Daarin wordt getuigd van het oordeel dat hen zal treffen als zij Zijn verbond overtreden.

Op dezelfde wijze getuigt de verwoesting van Samaria en Jeruzalem aan de volken hoe God de zonde haat. Het houdt de waarschuwing in dat zij niet moeten denken dat Hij hen, de volken, zal sparen als “de Heere HEERE” (Adonai Jahweh) zo met Zijn eigen volk handelt (1Pt 4:17). Hij treedt Zelf als Getuige op omdat Zijn volk, dat van Zijn Naam had moeten getuigen, van Hem is afgevallen en andere goden is gaan dienen.

De Heere, Adonai, dat is de Gebieder, de Gezaghebber, komt in majesteit uit de plaats waar Zijn troon staat (Ps 11:4). Zijn komst naar buiten uit Zijn heilig vertrek versterkt de indruk van Zijn majesteit. Micha spreekt over “Zijn heilige tempel”. Daarmee benadrukt hij het enorme contrast met de zondige aarde, waar de atmosfeer een en al onheiligheid en onreinheid ademt. Gelukkig zal God eerst nog in Christus uit Zijn heiligdom komen en op aarde verschijnen om mensen de mogelijkheid te geven zich met Hem te laten verzoenen (2Ko 5:20), voordat Hij als Rechter zal verschijnen, zoals hier wordt voorgesteld.

Als Hij moet oordelen, gaat Hij uit Zijn plaats (Js 26:21). Als Hij het oordeel uitstelt en daarmee genade bewijst, blijft Hij in Zijn plaats (Hs 5:15). Als Hij moet oordelen, doet Hij het kort, het is het werk van een ogenblik (Js 54:7-8). Zijn eigenlijke werk is het bewijzen van genade en barmhartigheid (Jl 2:13).

Copyright information for DutKingComments