Micah 1:2-5

De Rechter komt

Micha stelt zonder nadere introductie de HEERE als de komende Rechter voor. De volken worden als getuigen, als waarnemers, in dit proces opgeroepen (vgl. 1Kn 22:28). Het oordeel dat Gods volk treft, is een voorbode van het oordeel dat de volken zal treffen. Het oordeel over de steden Samaria (Mi 1:6) en Jeruzalem (Mi 3:12) bevat onderwijs voor de volken. Daarom wordt de aarde opgeroepen er acht op te slaan.

De bedoeling van deze algemene oproep is het grote gewicht ervan te doen uitkomen (vgl. Dt 32:1; Js 1:2; Jr 6:19). Micha ziet, net als Jesaja, dat het lot van de volken volledig afhangt van het lot van Gods volk. Het lied van Mozes en het boek van de wet zijn vroeger door God als getuigen gesteld van de zonden van de Israëlieten (Dt 31:19-21; 26). Daarin wordt getuigd van het oordeel dat hen zal treffen als zij Zijn verbond overtreden.

Op dezelfde wijze getuigt de verwoesting van Samaria en Jeruzalem aan de volken hoe God de zonde haat. Het houdt de waarschuwing in dat zij niet moeten denken dat Hij hen, de volken, zal sparen als “de Heere HEERE” (Adonai Jahweh) zo met Zijn eigen volk handelt (1Pt 4:17). Hij treedt Zelf als Getuige op omdat Zijn volk, dat van Zijn Naam had moeten getuigen, van Hem is afgevallen en andere goden is gaan dienen.

De Heere, Adonai, dat is de Gebieder, de Gezaghebber, komt in majesteit uit de plaats waar Zijn troon staat (Ps 11:4). Zijn komst naar buiten uit Zijn heilig vertrek versterkt de indruk van Zijn majesteit. Micha spreekt over “Zijn heilige tempel”. Daarmee benadrukt hij het enorme contrast met de zondige aarde, waar de atmosfeer een en al onheiligheid en onreinheid ademt. Gelukkig zal God eerst nog in Christus uit Zijn heiligdom komen en op aarde verschijnen om mensen de mogelijkheid te geven zich met Hem te laten verzoenen (2Ko 5:20), voordat Hij als Rechter zal verschijnen, zoals hier wordt voorgesteld.

Als Hij moet oordelen, gaat Hij uit Zijn plaats (Js 26:21). Als Hij het oordeel uitstelt en daarmee genade bewijst, blijft Hij in Zijn plaats (Hs 5:15). Als Hij moet oordelen, doet Hij het kort, het is het werk van een ogenblik (Js 54:7-8). Zijn eigenlijke werk is het bewijzen van genade en barmhartigheid (Jl 2:13).

De HEERE komt uit Zijn woning

Hier is de dag van de HEERE aangebroken. Hij komt tevoorschijn. Tot nu toe heeft Hij Zich verborgen gehouden (Js 45:15), maar nu gaat Hij orde op zaken stellen op aarde, waar de zonden tot een hoogtepunt zijn gestegen (vgl. Gn 18:21). Zijn treden “op de hoogten van de aarde” laat zien dat Hij de onbeperkte Heerser van de wereld is (Am 4:13; Jb 9:8; Dt 32:13). In deze uitdrukking zit ook opgesloten dat Hij de hoogmoedigen oordeelt (Js 2:11-19). Hoogten zijn ook plaatsen van afgoderij.

Met alles wat hoog is bij mensen, rekent Hij af op een wijze die de nietigheid van dat hoge laat zien. Zijn optreden onderstreept Zijn majesteit. Wat verheven en machtig lijkt, wat op mensen indruk maakt, is voor God minder dan wat het stof is voor mensen die daarop trappen.

In dit optreden van de HEERE zien we dat God boven de door Hem geschapen wereld staat. Hij maakt geen deel uit van Zijn schepping. De schepping is door Hem tot stand gekomen, door Zijn machtwoord, en bestaat in Hem (Ko 1:17). Hij is ook in staat om op elk door Hem gewenst moment in de geschiedenis in te grijpen om Zijn wil tot uitvoering te brengen.

Als Hij in Christus “aan bloed en vlees” deelneemt (Hb 2:14), wil dat niet zeggen dat Hij een schepsel wordt en als zodanig deel gaat uitmaken van Zijn schepping. Ook als Mens op aarde is Hij God, want Hij is door God de Heilige Geest verwekt (Lk 1:35). Hij is Degene “Die geopenbaard is in het vlees” (1Tm 3:16), het vleesgeworden Woord (Jh 1:14). Alleen van Hem kan worden gezegd dat Hij “in [het] vlees gekomen” is (1Jh 4:2). Dit kan van niemand anders worden gezegd. Als enige Mens is Hij in de wereld gekomen vanuit een plaats die buiten de schepping ligt.

Gevolgen van Zijn komst

Als Hij op de aarde treedt, worden de gevolgen direct merkbaar. Als Hij de bergen aanraakt, worden ze als was voor het vuur. Zijn majesteit is een verterend vuur. De dalen wijken uiteen, ze verliezen alle onderlinge samenhang en hebben geen vastheid meer, zoals water dat langs een helling naar beneden stroomt.

Micha gebruikt hier beeldende taal. Nu vergaat de wereld nog niet door vuur, wat in de eindtijd wel letterlijk zal gebeuren (2Pt 3:7; 10; 12). Het oordeel van God dat Micha aankondigt, lijkt de aarde te veranderen in chaos. De gebeurtenissen die daarvoor op korte termijn zullen zorgen, zijn de aanstaande verwoesting van het noordelijke tienstammenrijk door Assyrië onder aanvoering van Salmaneser en de later volgende invasie van de Babyloniërs onder aanvoering van Nebukadnezar in het zuidelijke tweestammenrijk. Wat Micha hier zegt, vindt zijn uiteindelijke vervulling bij de wederkomst van de Heer Jezus, als “Hij komt om de aarde te oordelen” (Ps 96:13).

Er is ook nog een vertroostende toepassing van dit vers te maken. We kunnen in de bergen de grote moeilijkheden zien, waarvoor wij soms worden geplaatst. Als wij daar niet overheen kunnen kijken, kunnen we wel naar boven kijken, naar Christus. Hij is in staat deze moeilijkheden te laten versmelten als was om ze voor ons tot een begaanbare weg te maken (vgl. Js 49:11).

Aanleiding van de komst van de HEERE

“Dit alles” slaat terug op de ontzagwekkende verschijning van God als Rechter in de vorige verzen en wat de gevolgen daarvan zijn. De aanleiding van Gods optreden ligt in de overtreding en de zonden van het volk. De zetel van het verderf is van beide rijken gevestigd in de hoofdstad van elk rijk: Samaria en Jeruzalem. Door het apart noemen van deze namen worden de tien en de twee stammen afzonderlijk als voorwerpen van Gods oordeel gezien.

Dat Samaria “de overtreding van Jakob” is, wil zeggen dat alle zonden van het tienstammenrijk in de hoofdstad geconcentreerd gevonden worden. Het wil niet zeggen dat ze alleen in Samaria worden gevonden, maar wat in Samaria gevonden wordt, is een uitbarsting van de zonden die overal aanwezig zijn. Mensen van het hele land gaan daarheen om aan hun zondige verlangens de afschuwelijkste uitingen te geven. Daar komt de etter van de zonde van het hele land tot een stinkende uitbarsting.

Op dezelfde wijze wordt Jeruzalem “de [offer]hoogten van Juda” genoemd. De zonde van Juda wordt nader aangeduid als offerhoogten, de hoge plaatsen waar afgoderij wordt gepleegd (Jr 32:35a). Hoogten zijn hier plaatsen op bergen en heuvels waar altaren zijn opgericht om aan de afgoden te offeren. Deze plaatsen zijn een gruwel voor God. Hij heeft in Jeruzalem Zijn tempel staan als de enige plaats van eredienst. Dat het volk eigenzinnig andere plaatsen van eredienst heeft gemaakt om daarbij dan ook nog andere goden te aanbidden, kan God niet ongestraft laten.

In de hoofdstad zetelt de macht. Daar wordt het beleid bepaald. Dat is tot zegen of tot verderf. De hoofdstad kunnen we beschouwen als het kloppend hart van het volk. De stad is ook vandaag het centrum waar mensen heengaan om zich eens lekker uit te leven. Daar is een ruim aanbod voor het voldoen aan de zondige verlangens. Natuurlijk zijn er op het platteland ook wel gelegenheden waar dat kan, maar de stad heeft toch wel een bijzondere aantrekkingskracht als mensen vertier zoeken. We horen dat ook als Petrus spreekt over de “steden Sodom en Gomorra” (2Pt 2:6), waar de mensen goddeloos hebben geleefd en als gevolg daarvan door God zijn geoordeeld.

Copyright information for DutKingComments