Micah 1:7

Afgoden uitgeroeid

Hier vinden we een nadere invulling van de verwoesting. Niet alleen de stad wordt afgebroken, er wordt ook afgerekend met elementen die Gods land en dienst zijn binnengekomen en die het volk heeft gebruikt in zijn afgodendienst. Micha zegt wat daarmee zal gebeuren.

Hij wijst op de gesneden beelden. Dit handwerk, waarvoor Gods volk zich neerbuigt, zal worden verbrijzeld. Zo kan en moet er worden gehandeld met alles wat de plaats van God heeft ingenomen. Het is waardeloos en leeg. Wat een dwaasheid om op zulke dingen zijn vertrouwen te stellen.

God spreekt over het verbrijzelen van de afgodsbeelden als een werk dat Hij Zelf ter hand neemt. Hoewel Hij de Assyriërs gebruikt, is het toch Zijn persoonlijke bemoeienis met het onherstelbaar verdelgen van alle afgodsbeelden. Hij wil Zijn volk ervan doordringen dat elke steun buiten Hem een steunen op lucht zal blijken te zijn.

Met “hoerenloon” worden de geschenken van de afgodendienaars bedoeld. Deze geschenken worden opnieuw tot hoerenloon als ze door de veroveraars worden meegenomen en voor hun eigen afgoden en voor de betaling van hun afgodsfeesten worden gebruikt.

In geestelijke zin is hoererij de ongeoorloofde eenwording van wat wel en wat niet bij God hoort (Ex 34:15; Ri 2:17; Ez 23:30). Hier slaat het op al de rijkdom die Samaria heeft verkregen uit ongeoorloofde verbindingen met heidense volken door het overnemen van hun goden. Dit zal allemaal door het vuur van Gods oordeel vergaan. Daarvan blijft niets over.

Als wij denken dat afgoderij een kwaad is dat alleen in onbeschaafde delen van de wereld wordt gevonden, is dat een ernstige misvatting die dringend gecorrigeerd moet worden. Afgoderij is alles wat ons oog aftrekt van de Heer Jezus als het centrum van ons leven. Niet voor niets besluit Johannes zijn eerste brief, die volledig is gewijd aan een beschrijving van de Heer Jezus als het eeuwige leven, met de woorden: “Kinderen, wacht u voor de afgoden” (1Jh 5:21).

Daarbij sluit aan wat Paulus zegt: “De hebzucht, die afgodendienst is” (Ko 3:5). Is er dan nog iemand die in het licht daarvan durft vol te houden dat afgoderij bij ons geen rol speelt? Als we het daarmee eens zijn, mag het niet bij deze constatering blijven. Dan moeten we alles uit ons leven verwijderen, waaraan we op een hebzuchtige wijze gehecht zijn. Als we dat niet doen, zal God het in oordeel van ons wegnemen.

Copyright information for DutKingComments