Micah 2:12-13

Het overblijfsel van Israël bijeengebracht

De Mi 2:12-13 ronden het eerste deel van het boek af. Het is een belofte van zegen en bevrijding na de krachtige beschuldigingen aan het adres van het volk. De nadruk ligt op wat de HEERE gaat doen. Hij is hier Degene Die handelt, zoals eerder in oordeel, nu in zegen. Hij maakt bekend wat die zegen inhoudt. Oordeel is niet het laatste woord dat God voor Zijn volk heeft.

Micha beziet in deze verzen het volk als een volk waarover het aangekondigde oordeel is voltrokken. Het volk is weggevoerd, maar dat is niet het einde van het volk. De HEERE spreekt hier uit dat Hij het volk, ondanks zoveel ongerechtigheid, niet heeft opgegeven en dat Hij het zal gaan zegenen.

Nadat Micha op zoveel heeft gewezen wat verkeerd is, is het verwonderlijk dat hij ineens gaat spreken over een belofte van toekomstige zegen en herstel. Dit heeft dan ook alleen betrekking op een overblijfsel in de eindtijd, terwijl de ongelovige massa wel door het aangekondigde oordeel zal worden getroffen. Dat overblijfsel is dan “heel Israël” (Rm 11:26) of, zoals Micha hier zegt, “Jakob … geheel en al”. De profeten maken altijd onderscheid tussen de ongelovige, afvallige massa van Israël en het gelovige, trouwe overblijfsel.

Hierdoor wordt ook duidelijk dat de behoudenis die Micha hier verkondigt, op een andere basis ligt dan de aankondigingen van de behoudenis van de valse profeten. Micha gaat niet voorbij aan het oordeel. Het “bijeenbrengen” veronderstelt de daaraan voorafgaande verstrooiing onder de volken (Jr 31:10). Vanuit het uitgeoefende oordeel vindt er herstel plaats. En als het volk hersteld is, zal het ook zeer vermeerderd zijn (Js 54:1-3), “het zal er gonzen van de mensen” (vgl. Ez 34:31; Ez 36:38). Dit zal het prachtige resultaat zijn van Gods handelen.

De HEERE is hier de Herder. Zo wordt hij vaker in het Oude Testament gezien. Bijvoorbeeld in Psalm 78 waar over Hem wordt gezegd dat Hij Zijn volk als een kudde uit de slavernij van Egypte leidde (Ps 78:52-53; Ps 80:2). De HEERE is dezelfde als de Heer Jezus in het Nieuwe Testament, waar Hij de goede Herder wordt genoemd (Jh 10:11). Er is bij Hem veiligheid, bescherming en voedsel.

De Heer Jezus heeft aan de gemeente herders gegeven die Hem vertegenwoordigen (Ef 4:11; 1Pt 5:1-4). Deze herders hebben de opdracht ervoor te zorgen dat de kudde voedsel, veiligheid en bescherming krijgt. Daarom geven zij onderwijs in de fundamenten van het geloof. Ook zorgen zij voor leiding en begeleiding op de weg die de schapen moeten gaan en voor bescherming tegen de gevaren van verkeerde leer (Tt 1:9).

De Doorbreker

Dit vers laat zien hoe het resultaat van het vorige vers wordt bereikt. Het gaat hier niet om verzamelen, zoals in het vorige vers, maar om bevrijding. Hier wordt de verlossing van Israël uit de ballingschap geschilderd onder het beeld van de bevrijding uit een gevangenis.

Verderop vergelijkt Micha Egypte, waar het volk eens gevangen was, met een slavenhuis (Mi 6:4; Ex 20:2). Hier vergelijkt hij de ballingschap met een gevangenis met muren en poorten die doorgebroken moeten worden. De Doorbreker maakt de weg vrij voor allen die Hem volgen en ruimt obstakels uit de weg. Deze Doorbreker is niemand anders dan de HEERE, de Messias (Js 42:7; Js 59:20; 21; Rm 11:26; Hs 1:11; Hs 3:5). Hij gaat aan hun spits (Js 52:12), net zoals Hij voor hen uitging als de Engel van de HEERE in de wolk- en vuurkolom (Ex 13:21).

Hij zal Zijn volk voorgaan uit de poorten van de steden waar ze gevangenzaten. Hij gaat voor hen uit als Doorbreker, Koning en HEERE. De drie werkwoordsvormen ‘doorbreken’, ‘trekken’ en ‘gaan’ brengen een voortgang tot uiting die door geen enkele macht is tegen te houden.

Zoals al vaker is opgemerkt, is de HEERE de Heer Jezus. Hij is de goede Herder Die Zijn eigen schapen uitleidt en in de vrijheid brengt en verzorgt. Ook Zijn opstanding laat Hem op een prachtige manier als de Doorbreker zien. De Heer Jezus breekt immers de gevangenis van dood en graf open, Hij doorbreekt de wachters en alle haat van de duivel en zijn instrumenten, de goddeloze leidslieden van Gods volk. Zo is Hij in de opstanding voor zijn verlosten uitgegaan die Hem volgen (1Ko 15:23). Ook zij breken door de poort, achter Hem aan.

De ‘poort’ is in de eerste plaats die van Jeruzalem. In de eindtijd zal Jeruzalem worden ingenomen door de koning van het noorden. Maar dan zal de Heer Jezus verschijnen in Jeruzalem, op de Olijfberg. Van daaruit zal Hij het in benauwdheid zijnde overblijfsel dat zich in Jeruzalem bevindt, voorgaan en uit de benauwdheid redden. Hij is de Redder die ‘uit Sion’ – niet: tot Sion – zal komen (Rm 11:26; Ps 14:7), wat inhoudt dat Hij eerst tot Sion is gekomen (Js 59:20).

De Heer Jezus is ook de Doorbreker voor elke nieuwe situatie of tijdsperiode. Hij is er altijd om voor ons uit te gaan en elke tegenstand te doorbreken die ons benauwt of beperkt. Dan gaat Hij voor ons uit en stelt ons in de ruimte. We moeten wel dicht achter Hem aangaan, zoals de wapendrager vlak bij Jonathan blijft (1Sm 14:13).

Copyright information for DutKingComments