Micah 3:9-12

Het recht verafschuwd en verdraaid

Dat Micha een echte profeet is, blijkt eens te meer uit deze en de volgende verzen. Hij neemt geen blad voor de mond. Vervuld van de Geest en van kracht houdt hij de leiders van het volk hun zonden voor (Mi 3:9). In krachtige taal, die de leiders als zeer stuitend moeten hebben ervaren, stelt hij hun verdorven innerlijk en hun slechte handelingen aan de kaak. Hun afschuw van het recht is hun weerzin om eerlijk te zijn. Ook Amos spreekt over mensen die het recht verafschuwen (Am 5:10). Het verdraaien van wat recht is, is het bewust verkeerd voorstellen van zaken.

“Bouwen met bloed” (Mi 3:10) wil zeggen dat hun prachtige bouwwerken tot stand zijn gekomen door gruwelijke afpersingen. We kunnen ook denken aan justitiële moorden, zoals Achab die heeft begaan (1Kn 21:1-15) en later ook Jojakim (Jr 22:13-17; vgl. Hk 2:12). Ze menen daardoor Sion vaster in handen te krijgen en tot groter aanzien te komen. Zij vinden zichzelf bekwame bestuurders. Wie hun plannen in de weg staat, wordt via gerechtelijke weg onteigend. Deze gerechtelijke weg is dan wel zo in elkaar gezet, dat die past in hun plannen. Zo wordt Jeruzalem “met onrecht” gebouwd. Elk verzet daartegen is zinloos.

In waarheid bouwen ze daarmee echter niet de stad op, maar maken haar klaar voor haar verwoesting, zoals in Mi 3:12 staat. Voordat Micha dat zegt, vat hij in Mi 3:11 de zonden van de verschillende leiders nog eens samen.

Hoogmoedig roemen

Het hele rechtssysteem is tot in de kern verdorven. Allen die een plaats van aanzien en gezag hebben, zijn uit op eigen voordeel (Jr 6:13). “Hun hoofden”, het burgerlijk bestuur, handhavers van het civiele recht, moeten zorgen voor eerlijke rechtspraak, maar laten zich omkopen (Ex 23:8). In het vergunningenbeleid bijvoorbeeld krijgen de grote handelaren de vergunningen door het geven van steekpenningen. De eenmanszaken krijgen geen kans en gaan failliet.

“Hun priesters” hebben tot taak het volk in de dingen van God te onderwijzen. De beloning daarvoor krijgen ze van de HEERE (Nm 18:20; Dt 17:8-11; Dt 18:2; Dt 21:5; Lv 10:11; Ez 44:23-24; Ml 2:7). Maar deze priesters geven alleen onderwijs als ze ervoor worden betaald. Hun tong is te huur. Zij zijn ‘waardige’ opvolgers van Bileam, die het loon van de ongerechtigheid liefhad (2Pt 2:15).

Dat dit actueel is, toont de website rentapriest.nl aan. Daarop bieden voorgangers zich aan voor bijvoorbeeld ‘dopen van kinderen en volwassen’ en ‘huwelijk/inzegening relatie zowel hetero als homo’. Op de website staat: ‘Alle bij Rent a Priest aangesloten voorgangers zijn academisch gevormd, zijn allen dus echt professionele voorgangers! Heel uniek is dat het team van Rent a Priest Nederland bestaat uit zowel priesters als dominees. Allen oecumenisch gezinde, ruimdenkende voorgangers!’ De tarieven lopen – in 2020 – van €60,00 (voor een kennismakingsgesprek) tot €495,00 (voor huwelijken en rouwdiensten).

Het hoeft geen verbazing te wekken dat bij een dergelijke gelegenheid mensen de aanwezigheid van God claimen. Dat doen de Israëlieten in de dagen van Micha ook. In hun blindheid gebruiken zij de vermeende aanwezigheid van de HEERE als een soort mascotte die beschermt tegen mogelijk onheil. Ze vertrouwen erop dat hun geen kwaad zal overkomen. De verbolgenheid van de HEERE over deze houding is groot (Jr 7:4; 8-11).

Ook de profeten worden nog een keer door Micha genoemd. Nog eens spreekt hij in duidelijke woorden erover dat deze mensen waarzeggers zijn. Ze staan niet met God in verbinding, maar met Mammon, de god van het geld.

Van al deze leiders geldt dat zij de HEERE tot een dekmantel voor hun zonden maken. Het maakt de maat van hun zonden vol. Nooit laat de HEERE Zich met zonden in verbinding brengen. Waar die suggestie wordt gewekt, zal Hij oordelend optreden.

Het is bijzonder weerzinwekkend voor de HEERE dat zij, die de naam hebben Zijn volk te zijn, zich verheffen op het voorrecht van Zijn tegenwoordigheid. Het is voor Hem volstrekt verwerpelijk dat zij deze aanmatiging gebruiken tot zelfverheerlijking en tot rechtvaardiging van het kwaad, waarbij ze ook nog aanspraak durven te maken op Goddelijke gunsten en hulp.

In hun ijdele inbeelding en vleselijke vertrouwen steunen zij op de HEERE. Wie in geloof op de HEERE bouwt, mag op Hem rekenen als de rotsgrond van zijn bestaan. Maar wie op Hem leunt, terwijl hij Hem alleen gebruikt voor het bereiken van een eigen doel, zal hopeloos omkomen.

Aanmatigend roepen ze het uit: “Is de HEERE niet in ons midden?” Daarbij wijzen ze op Zijn tempel. Maar als er geen levende en nederige omgang is met Hem, klinkt het als een toverspreuk. Dan is het als met de goddeloze zonen van Eli die de ark van de HEERE meenemen in de strijd tegen de Filistijnen, alsof ze daardoor God voor hun eigenwillige plannen kunnen inzetten (1Sm 4:3). Het resultaat is een smadelijke nederlaag en hun dood.

Omwille van de valse priesters en profeten

Wat Hofni en Pinehas, de goddeloze zonen van Eli, is overkomen, zal ook Sion en Jeruzalem overkomen. Sion is het stadsdeel met de koningsburcht, Jeruzalem is de rest van de stad. Apart wordt “de berg van dit huis”, dat is de tempelberg, nog genoemd, omdat het volk zich erop beroemt dat de HEERE in hun midden is, in de tempel.

Al hun grootspraak en zelfmisleiding zullen uitlopen op de verwoesting van hun godsdienstig centrum. Daardoor zal hun de gelegenheid worden ontnomen nog langer de Naam van de HEERE te verbinden aan hun eigenwillige godsdienst.

Op dezelfde wijze zal er in één uur een einde worden gemaakt aan het naamchristelijke systeem Babylon. Het zal tot een voorwerp van ontzetting worden voor allen die ermee hebben samengespannen (Op 18:15-19).

Ongeveer honderd jaar later halen enkele oudsten van Jeruzalem dit vers aan om Jeremia van een doodvonnis te redden. Jeremia is namelijk met de dood bedreigd omdat hij onverschrokken aankondigt dat Jeruzalem verwoest zal worden als de inwoners zich niet bekeren (Jr 26:4-6). Daarop neemt het volk hem onder aanvoering van de priesters en profeten gevangen. Allen vinden dat hij moet sterven (Jr 26:7-9). Ze gaan met hun aanklacht naar de vorsten (Jr 26:11).

Als Jeremia zich heeft verdedigd (Jr 26:12-15), herinneren enkele oudsten het volk aan wat Micha heeft gezegd (Jr 26:18). Ze wijzen er ook op dat Hizkia niet met Micha heeft gehandeld, zoals zij nu wel met Jeremia willen doen (Jr 26:19). Hizkia heeft wat Micha hier zegt niet als iets kwaads ten laste gelegd, maar dit vonnis aanvaard. De profetie is ook letterlijk vervuld (Ne 2:17; Ne 4:2; Kl 5:18).

De aanhaling van dit vers door de oudsten in Jeremia 26 (Jr 26:18) bewijst hoe het woord van God door de jaren heen van kracht blijft. Het blijft altijd waar en alles zal vervuld worden. Hierin ligt voor ieder die het wil horen een grote vertroosting en hoop (Rm 15:4). Het geloof ziet door de Schrift vooruit naar de grote eindverlossing die zeker zal plaatsvinden.

Copyright information for DutKingComments