Micah 4:1-2

Sion wordt verheven

Uit de diepste vernedering, weergegeven in het laatste vers van het vorige hoofdstuk (Mi 3:12), zal Sion in de toekomst tot de hoogste heerlijkheid worden verheven. Gods laatste woord is niet het oordeel. Het is zelfs zo, dat de heerlijkheid pas kan komen na het oordeel over de zonde. Dat is het wonder van het kruis. Elke zegen is gegrond op het werk van Christus op het kruis, ook de toekomstige zegen van Israël.

Het valt op dat de drie openingsverzen (Mi 4:1-3) bijna woordelijk gelijk zijn aan enkele verzen in het begin van Jesaja 2 (Js 2:2-4). Een discussie over wie van de ander heeft overgeschreven, is zinloos. Beiden hebben ze door de Heilige Geest geschreven. En Hij heeft het goed gevonden dat ze beiden in hun profetie hetzelfde tafereel in dezelfde woorden hebben opgenomen.

De uitdrukking “in het laatste der dagen” of “in later tijd” wordt vaker door de profeten gebruikt (Jr 49:39; Dn 2:28; Dn 10:14; Hs 3:5). Daarmee verwijzen ze naar de tijd dat de Messias de regering over (het herstelde) Israël en de wereld op Zich neemt. Dan zal de tijd van zegen voor Israël aanbreken. Ook de volken zullen in de zegen delen door naar het centrum van deze zegen, het huis van de HEERE in Jeruzalem, te komen. In de huidige tijd gaan de boodschappers van de Heer uit naar de volken, maar dan zullen de volken overal vandaan komen naar Sion.

De berg van het huis van de HEERE is de tempelberg, de berg Moria. Als we nu naar die berg kijken, is deze niet letterlijk “de hoogste van de bergen”. In geestelijk opzicht zal die berg in de toekomst de hoogste zijn. Wat de berg tot de hoogste of meest gewaardeerde berg maakt, is de tempel die daar staat. Het is niet uit te sluiten dat in de toekomst de tempelberg ook letterlijk de hoogste berg zal zijn. Dit kan God bewerken. In de tijd van de grote verdrukking zullen er enorme natuurrampen plaatsvinden (Op 16:18). Het is mogelijk dat hierdoor de landschappen grote veranderingen zullen ondergaan en bijvoorbeeld de tempelberg boven de heuvelen verheven zal worden.

Er is ook een geestelijke betekenis voor de gemeente vandaag. De gemeente is nu het huis van God (1Tm 3:15). God heeft de gemeente op aarde gesteld om als pilaar en grondslag van de waarheid de waarheid vast te houden en hoog te houden. Als gelovigen de Heer Jezus trouw dienen in gehoorzaamheid aan Zijn Woord, beantwoorden zij aan Gods doel met de gemeente. Hun leven steekt dan in moreel opzicht ver uit boven de levens van mensen die met God geen rekening houden. Het resultaat kan zijn dat ongelovigen daardoor worden aangetrokken om die God te leren kennen.

Uit Sion zal de wet uitgaan

Omdat op die hoogste van de bergen het huis van de God van Jakob staat, zullen de volken erheen gaan. Dan komen ze uit Washington, Brussel en Moskou en alle andere steden waar nu het beleid van de wereld wordt gemaakt, om van “de God van Jakob” te leren. In plaats van op te trekken om tegen Jeruzalem te strijden Mi 4:11) komen ze omdat ze van God willen leren hoe Hij wil dat ze wandelen (vgl. Zc 8:20-23).

De leerstof zit in “Zijn wegen”, de wegen van de HEERE, hoe Hij de dingen doet. Het bestuderen daarvan zal hun leren hoe ze zelf moeten wandelen. Deze wegen zijn wegen die God in Zijn verhouding tot de mensen is gegaan en gaat en waarop Hij hen leidt. Met de aansporing “kom” zullen ze elkaar aanmoedigen dit onderwijs te volgen.

De woorden “want uit Sion” enzovoort zijn weer woorden van de profeet en niet van de volken. Ze geven de reden aan waarom de volken zo ijverig naar de berg van de HEERE toe willen. Sion is de bron van de wet, de grondwet van het koninkrijk. Daaruit putten de volken onderwijs voor een wandel in de wegen van God. Met de kennis van de wet die ze daar hebben opgedaan en aanvaard, gaan ze terug naar hun vaderland. Daar geven ze het ontvangen wetsonderricht door, opdat hun volk in overeenstemming daarmee zal wandelen.

De volgorde is belangrijk: eerst onderwijs, dan de praktijk. Alleen als we van de Heer hebben geleerd, kunnen we in Zijn weg wandelen. De christen die in vrede met God leeft, zal hetzelfde verlangen in zijn hart hebben als de volken straks. Bij hem is er geen tegenstelling tussen de praktijk en de leer van de Schrift. Er zal geen minachting zijn voor het bestuderen van de Schrift, alsof het alleen neerkomt op praktisch christendom. Hoe kan er praktijk zijn, als we niet hebben geleerd wat we in praktijk moeten brengen?

Copyright information for DutKingComments