Micah 6:16

De oorzaak van de smaad van Gods volk

De eerste helft van dit vers sluit aan bij de Mi 6:10-12, de tweede helft bij de Mi 6:13-15.

Met een aanvullend bewijs van hun afwijking onderstreept de HEERE de rechtvaardigheid van Zijn tucht over hen en waarom die wel moet komen. Ze houden zich namelijk aan “de verordeningen van Omri en alles wat het huis van Achab heeft gedaan”. De verordeningen van de HEERE zijn vervangen door wat deze goddeloze koningen hebben bedacht en gedaan.

De goddeloze regering van Omri heeft zijn climax in die van Achab gevonden. Van Omri wordt gezegd dat hij slechter is dan al zijn voorgangers (1Kn 16:25). Achab heeft de Baälsdienst ingevoerd, de profeet van God vervolgd en zijn naaste vermoord en beroofd (1Kn 16:29-33; 1Kn 18:9-10; 1Kn 21:1-3; 17-19), helemaal in de geest van zijn vader.

Het denken en gedrag van deze goddeloze personen zijn niet door Gods volk veroordeeld, maar omarmd. Dit gebeurt niet alleen in het gebied waarover zij regeren, het tienstammenrijk, maar hun verderfelijke invloed is ook in het tweestammenrijk doorgedrongen. De inwoners van Jeruzalem gaan in de opvattingen van deze verdorven lieden voort. Dan kan de HEERE niet anders doen dan hen aan de verwoesting door plagen en vijanden overgeven. Ze zullen tot een aanfluiting worden, tot een belachelijke vertoning voor de omringende landen (Kl 2:15). Zo zal Gods volk zijn smaad moeten dragen.

Tegelijk is het indrukwekkend dat God hier toch weer spreekt over “Mijn volk”. Hij deelt in de smaad die Hij over Zijn volk brengt. De tucht die Hij moet uitoefenen, raakt ook Hem Zelf. Hier zien we dat Hij niet uit wraakzucht handelt, maar uit liefde die niet anders kan dan zo handelen met het volk dat Hem heeft verlaten.

Copyright information for DutKingComments