Micah 6:3-4

Oproep tegen de HEERE te getuigen

De HEERE neemt hier de positie van een beklaagde in. In plaats van hen te beschuldigen gaat Hij Zich tegenover Zijn volk verdedigen. Hij wil tot hun hart spreken als Hij hen als “Mijn volk” aanspreekt. We beluisteren hier, zoals zo vaak in de profeten, Zijn diepe verlangen dat zij zich herinneren dat Hij hen tot Zijn volk heeft gemaakt.

Hij vraagt Zijn volk wat Hij hen heeft aangedaan dat ze zich zo van Hem afkeren. Heeft Hij hun het leven zo ondraaglijk gemaakt? Heeft Hij hen vermoeid met buitengewone eisen of buitensporige verzoeken (vgl. Js 43:23; Js 5:4; Js 7:13)? Hij roept hen op tegen Hem te getuigen, om Hem van iets te beschuldigen waarover ze te klagen hebben. Hij wil dat ze daarover nadenken, opdat ze tot de conclusie komen dat hun hele houding tegenover Hem niet deugt. Dat Hij Zich zo uitspreekt, is neerbuigende genade.

De zorg van de HEERE voor Zijn volk

Het blijft stil in de rechtszaal na de vragen van de HEERE aan Zijn volk in het vorige vers. Dan neemt de HEERE Zelf weer het woord. Hij zal hun vertellen wat Hij hen heeft ‘aangedaan’. In plaats van hen te vermoeien door hun lasten op te leggen heeft Hij ze van lasten bevrijd en overladen met zegeningen en gunstbewijzen. Het grootste bewijs daarvan is hun bevrijding uit Egypte onder het doen van tekenen en wonderen. Daardoor zijn ze een vrij en zelfstandig volk geworden (Am 2:10; Jr 2:6). De bevrijding uit Egypte wordt vaak door de profeten aangehaald. Die bevrijding vertegenwoordigt de voornaamste daad waarin God Zijn reddende liefde voor de mensen demonstreert.

Hij herinnert hen eraan dat Hij na hun verlossing heeft gezorgd voor bekwame leiding in hun reis door de woestijn, op weg naar het beloofde land. Hij heeft hun de grote wetgever en leidsman Mozes gegeven, evenals de hogepriester Aäron en de profetes Mirjam.

Mozes en Aäron, die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de verlossing uit Egypte, zijn samen een beeld van de Heer Jezus, Die ons uit de wereld heeft verlost en ons naar het beloofde land leidt. Mozes en Aäron zijn een type van Christus als “de Apostel en Hogepriester van onze belijdenis” (Hb 3:1). In Mirjam zien we de beleving van de relatie (Ex 15:21), ons antwoord op Wie de Heer Jezus is als Apostel en Hogepriester van onze belijdenis.

Copyright information for DutKingComments