Nehemiah 12:45-46

Zorg voor de Levieten

Nog een gevolg van de omgang op de muur is de zorg voor de dienaren van God tot bevordering van Zijn werk. Als er toewijding is, wordt niet alleen het hart aangeraakt, maar ook de portemonnee (Hb 13:15-16). Waar dankbaarheid is aan God, zal dat ook gezien worden in mededeelzaamheid aan mensen. Het geven van liefde maakt het hart niet leeg, het geven van geld maakt de portemonnee niet leeg (Ml 3:10-11).

Nadat de HEERE Zijn deel heeft gekregen in de “grote offers” (Ne 12:43), krijgen de dienaren hun deel van het volk (Ne 12:44). Als God wordt geprezen voor het herstel dat Hij heeft gegeven, zal er ook dankbaarheid zijn voor de dienst die Zijn dienaren onder het volk verrichten. Juda verheugt zich erover.

Onze vreugde komt tot uiting in het aanvaarden van elke dienst namens God en in het ondersteunen ervan in praktisch opzicht. Als dienaren niet aanvaard worden en zelfs vergeten worden, is dat een bewijs van geringschatting door het volk van wat de gemeente is voor Christus. Christus heeft namelijk uit liefde voor Zijn gemeente dienaren gegeven tot opbouw van Zijn gemeente (Ef 4:11).

De zorg van priesters en Levieten gaat uit naar de dienst van hun God en wat nodig is voor reiniging. Alles wat voor God gebeurt, kan alleen door Hem erkend en aanvaard worden als het in overeenstemming met Zijn heiligheid is. Hij kan niets aannemen wat onrein is. Maar Hij weet ook wie wij zijn. Daarom voorziet Hij in mogelijkheden om Hem op een Hem welbehaaglijke wijze te dienen.

Er is orde door het gehoorzamen aan de instellingen van vroeger. De normen van reinheid zijn niet veranderd sinds de dagen van David en Salomo. Wat die normen zijn, heeft God in Zijn Woord bekendgemaakt. Omdat Hij niet is veranderd, zijn ook voor ons de normen van reinheid niet veranderd. Willen wij Hem dienen als priester, Leviet, zanger en poortwachter, dan zullen we Zijn Woord raadplegen. Dan gaan we terug naar de oorsprong en zijn we niet overgeleverd aan menselijke tradities die in de loop van de tijd steeds worden bijgesteld.

Het gaat hierbij niet om aangepaste melodieën of aangepast taalgebruik. Het gaat om de inhoud van onze dankzegging. Zijn God en de Heer Jezus nog steeds het voorwerp ervan? Getuigen de liederen van de nodige eerbied? Is de inhoud in overeenstemming met de Schrift? De voorkeur van veel christenen gaat steeds meer uit naar liederen die ‘lekker zingen’, die een bepaald goed gevoel geven. Naar de inhoud wordt nauwelijks gekeken, laat staan dat deze worden getoetst aan de Bijbel. Liederen waarin de Heilige Geest wordt toegezongen en aanbeden, worden gemeengoed. Ook de eerbied verdwijnt steeds meer. God en Jezus worden naar het niveau van de mens omlaag getrokken. Zeker, we mogen vrijmoedig met en over God en Christus spreken, maar we mogen daarin nooit populair of platvloers worden.

Het laatste vers (Ne 12:47) verbindt op een treffende manier de dagen van Nehemia met de dagen van Zerubbabel. Het betreft in beide gevallen een opwekking die God heeft bewerkt. In beide gevallen gebeuren dan dezelfde dingen. Er is grote bereidwilligheid om te geven. Er wordt gegeven voor het onderhoud van de zangers en de poortwachters. Dagelijks krijgen zij wat ze nodig hebben. Elke dag kunnen ze hun werk doen, zonder zich druk te hoeven maken over hun levensonderhoud.

Zangers richten zich in dankzegging tot God. Poortwachters kijken naar mensen. Zij zien erop toe dat alleen zij de stad binnengaan die daartoe het recht hebben. Voor ons betekent dit dat wij ervoor moeten zorgen dat onze dank aan God en onze zorg voor de gemeente elke dag voor onze aandacht staan, dat deze aspecten om zo te zeggen dagelijks voedsel krijgen, dagelijks levend in ons aanwezig zijn.

Er wordt aan alle Levieten gedacht. Zij krijgen heilige gaven. Het volk geeft hun wat zij voor de HEERE hebben afgezonderd. Op hun beurt geven de Levieten de geheiligde gaven aan de priesters.

Uit het voorgaande spreekt een prachtige gezindheid. Waar de Heer groot wordt voor de harten en er toewijding is aan Hem, gaat het volk functioneren zoals Hij het wil. Ieder lid vervult ten gunste van ieder ander lid de hem of haar opgedragen taak. Deze werking onder Gods volk vindt zijn hoogtepunt in wat wordt gegeven aan de priesters, die hier “de nakomelingen [of: zonen] van Aäron” worden genoemd. Deze benaming legt de nadruk op het in praktijk brengen van het priesterschap in het bewustzijn van de verbinding met de Heer Jezus als de Hogepriester. Zo wordt ten slotte het hart op Hem gericht.

Copyright information for DutKingComments