Nehemiah 2:1

Nehemia bezig in zijn dienst

In de maand Chisleu, de derde maand van het burgerlijk jaar, heeft Nehemia het bericht aangaande Jeruzalem gehoord (Ne 1:1). Hier zijn we in de maand Nisan. Dat is de zevende maand van het burgerlijk jaar, bij ons maart / april. Vier maanden zijn verlopen na zijn gebed en nog steeds heeft hij geen antwoord gekregen.

Hij weet niet van tevoren hoe lang hij moet wachten op het antwoord. Toch blijft hij geduldig wachten. Hij laat de tijd in Gods hand. Hij is er tevreden mee dat God het juiste tijdstip bepaalt. Hij stort zich niet overhaast in de opdracht die hij voor zich ziet. Intussen blijft hij trouw zijn werk doen op de plek waar de HEERE hem heeft gebracht.

Het kan gebeuren dat men van een nood hoort. Overweldigd door medelijden gaan sommigen direct aan de slag zonder op Gods stem en tijd te wachten. Dat is niet de manier waarop God Zijn werk laat gebeuren. Nood zien is geen roeping. Eerst moet een nood diep in het hart gedrongen zijn. Dan worden we ons bewust dat niet wij, maar alleen God in die nood kan voorzien. Eerst moet de nood een last worden die zo zwaar drukt, dat de enige uitweg die we zien de Heer Jezus is, Die heeft gezegd: “Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven” (Mt 11:28). Dit vers is zeker van belang voor het evangelie, maar het is ook van groot belang voor wie dienaar wil zijn.

Misschien heeft Nehemia gebeden of God de last van zijn hart wil wegnemen. Misschien heeft hij gebeden of God die last nog zwaarder wil maken, zodat hem niets anders overblijft dan te handelen. Zo mogen wij dat doen als ons iets wordt verteld over een nood. De nood is op zijn hart blijven liggen. We kunnen ons voorstellen dat hij zich heeft afgevraagd of hij met de koning over zijn nood moet spreken en zo ja, wanneer, of dat hij nog moet wachten op God.

Hij zal rust hebben gekregen bij de gedachte dat God hem ook door een wonder in de gunst van de koning kan brengen als Hij hem roept om een werk in Jeruzalem te doen. God neigt harten van koningen als waterbeken (Sp 21:1). Deze overleggingen van het geloof zullen we krijgen als we steeds meer merken dat de Heer ons wil gebruiken voor een bepaald werk.

Nehemia is nooit treurig geweest in de tegenwoordigheid van de koning. Dat geeft aan dat hij dat nu wel is en ook dat dit zichtbaar is. Droefheid vertonen past niet in de tegenwoordigheid van machtige vorsten die zichzelf beschouwen als uitdelers van zegen. Deze mensen willen alleen blijde gezichten in hun directe omgeving. Als balling zal Nehemia altijd smart in zijn hart hebben gehad (Sp 14:13), maar dat altijd verborgen hebben kunnen houden. De sporen van vasten en bidden zijn echter niet te loochenen.

Toch zal Nehemia zijn werk ook met plezier hebben gedaan. De Heer heeft hem daar gebracht en dit werk opgedragen. Zo zal hij dat hebben gezien. Het is belangrijk dat wij dat ook van onze baan in de maatschappij kunnen zeggen. Wij mogen ook ons dagelijks werk met plezier doen, terwijl we God de Vader door de Heer Jezus danken (Ko 3:17).

Dat neemt niet weg dat we ons tegelijkertijd realiseren dat de aarde niet ons einddoel is. We horen hier niet thuis, de hemel is ons thuis. Zoals een schoenmaker, die fluitend zijn werk deed, eens zei: ‘Ik ben op reis naar de hemel en onderweg repareer ik schoenen.’ De Heer Jezus stond bekend als “de timmerman” (Mk 6:3). Voordat Hij aan Zijn rondreizen door Israël begon, heeft Hij als timmerman gewerkt. Reken maar dat Hij Zijn werk graag heeft gedaan en goed werk heeft geleverd.

Tot het moment dat de Heer ons roept een werk voor Hem te doen, moeten we trouw bezig blijven in ons aardse beroep en daarin onze volle genoegdoening vinden. Ontevredenheid over onze baan in de maatschappij of de beloning ervoor of een moeilijke relatie met collega’s op de werkvloer mag geen reden zijn die baan op te geven om vervolgens de zogenaamd ‘hogere dingen’ te gaan dienen. Dat is een grote zelfmisleiding die zeker op grote oneer voor de Heer Jezus zal uitlopen.

Enkele lessen

1. Als we een zaak in gebed voor de Heer hebben gebracht, moeten we geduldig leren wachten op verdere aanwijzingen van Hem. Dat wil niet zeggen dat we gaan zitten wachten met de armen over elkaar. Ieder van ons moet “blijven in de roeping waarin hij is geroepen” (1Ko 7:20) en doen wat bij die roeping hoort. Terwijl we zo bezig zijn, mogen we uitkijken naar Zijn antwoord op ons gebed (Hk 2:1).

2. Die tijd van uitkijken is een tijd van innerlijke oefening waarbij veel vragen zich aan ons zullen opdringen. Het is goed zulke oefeningen, waaraan vaak strijd gekoppeld is, te ondergaan. Als het echt oefeningen van het geloof zijn, zullen ze ons op de Heer werpen. We worden erdoor gelouterd.

Copyright information for DutKingComments