Nehemiah 4:2

Spottende vragen

De tegenstand kent verschillende vormen en komt ook van alle kanten. Zo is er spot door de vijand en later ook dreiging met geweld en list. We zullen later zien dat er naast de tegenstand van buitenaf ook tegenstand van binnenuit blijkt te zijn (Ne 4:10; Ne 5:1-15) en wel in de vorm van ontmoediging.

De tegenstand van buitenaf uit zich eerst in spot. De schrijver van de brief aan de Hebreeën noemt bespotting een beproeving van het geloof: “En anderen ondergingen [de] beproeving van bespottingen” (Hb 11:36). Aan de eerste bespotting (Ne 2:19) is de (ongegronde) beschuldiging verbonden dat de bouw een bewijs van opstand tegen de koning is. Hier is voor de tweede keer sprake van spot. Deze spot uit zich in het afvuren van vijf vragen. Alle vragen zijn bedoeld om het werk belachelijk te maken. De vragen worden niet aan de bouwers gesteld. De vijanden stellen de vragen aan elkaar. De vragen hebben een tweeledig doel. Enerzijds spreken de vijanden elkaar door deze uitdagende vragen moed in. Anderzijds zijn de vragen bedoeld om de Joden, die dit gepraat horen, te ontmoedigen.

De eerste vraag gaat over kracht. Daaraan ontbreekt het – volgens de tegenstanders –de Joden volledig. Ze worden “zwakke Joden” genoemd. De vijand wil zichzelf en de Joden aanpraten dat de Joden ‘ellendig’, ‘verwelkt’, ‘krachteloos’, ‘broos’ zijn, allemaal betekenissen die in het woord ‘zwak’ opgesloten liggen. Zo te worden afgeschilderd is niet direct een stimulans om een werk voort te zetten. Wat doen die zwakke christenen? Wat stellen zij voor in vergelijking met massabijeenkomsten om hen heen? Zijn zij in staat de puinhopen te verwijderen? Als zulke kritiek ons geldt, voelen we dat het ons niet onberoerd laat.

De tweede vraag houdt een dreigement in. De vijand suggereert hiermee dat dit werk moet worden gestopt. Ze zullen niet werkeloos blijven toezien hoe de stad met het vorderen van de herbouw van de muur steeds verder aan hun greep ontsnapt.

De derde vraag heeft te maken met de offerdienst van de Joden. Het is de vijand een doorn in het oog dat God wordt geëerd. Mede daarom zal hij al zijn inspanning erop richten dat de stad open blijft, toegankelijk voor hun verderfelijke invloed. Deze middelste van de vijf vragen treft God in het hart. Het offer, het beeld van Gods Zoon Die aan het kruis is gestorven, waardoor God wordt geëerd, wordt ook in de bespotting betrokken.

De vierde vraag stelt hun volharding centraal. Er is nog zoveel werk te doen. Dat is echt niet vanavond klaar. Het zal nog lang duren voor het zover is. De grens van het uithoudingsvermogen is bereikt. De vijand voelt aan dat het volk uitgeput raakt (Ne 4:10) en speelt daarop in. Iemand smalend wijzen op het lange stuk dat hij nog moet afleggen terwijl hij aan het einde van zijn krachten is, is een effectief middel om hem volledig te verlammen. Een jonge gelovige die graag voor de Heer wil leven, kan geblokkeerd worden door hem steeds te vertellen dat hij dit niet volhoudt.

De vijfde vraag gaat over de deugdelijkheid van het materiaal. Al zouden ze het werk afkrijgen, dan zal nog blijken dat alle inspanning tevergeefs is geweest. De stenen waarmee ze hebben gewerkt, zullen niet de bescherming geven die ze ervan hebben verwacht. Zo’n opmerking is natuurlijk helemaal frustrerend, goed geschikt om het bijltje erbij neer te gooien.

Copyright information for DutKingComments