Nehemiah 9:1

Inleiding

In dit hoofdstuk worden we deelgenoot van de schuldbelijdenis van de Israëlieten. We kunnen dit hoofdstuk verbinden met Ezra 9 en Daniël 9 waar we ook schuldbelijdenissen vinden, uitgesproken door Ezra en Daniël.

Vasten en rouwgewaden

De gevolgen van het lezen van de wet, het Woord van God, worden zichtbaar. Het Woord van God staat aan de oorsprong van alles wat volgt. Het Woord is gelezen in Nehemia 8. Het eerste gevolg is daar dat God Zijn deel krijgt: het Loofhuttenfeest wordt gevierd. Het tweede gevolg vinden we hier: het volk neemt zijn ware plaats voor God in. Ze erkennen dat hun huidige positie het gevolg is van het niet luisteren naar Gods geboden.

Het volk van God is diep onder de indruk van het Woord van God. Het Woord heeft grote vreugde onder het volk bewerkt (Ne 8:13). Nu voert het Woord van God hen tot belijdenis van zonden.

Er wordt gevast en rouw bedreven. Dat is niet in tegenspraak met het feest en de vreugde van het vorige hoofdstuk. Het hoort bij elkaar. Vreugde en zelfverloochening gaan bij de christen als het goed is hand in hand. De vreugde is in de Heer, het gevolg van het kennen van Hem; de verootmoediging is wegens het inzien van eigen falen, het gevolg van het kennen van zichzelf.

Vasten is een teken van rouw. Wie vast, ziet de ernst van de situatie waarin het volk van God of hijzelf verkeert. Door te vasten ziet iemand af van voedsel, van wat het lichaam nodig heeft en wat geoorloofd is om te nemen, om zich in de geest te wijden aan de droevige omstandigheden en daarover God aan te roepen. Jesaja spreekt over het vasten zoals het naar Gods bedoeling is (Js 58:6-7; vgl. Jl 2:12-17). De mens neemt daarin zijn ware plaats in tegenover God en geeft God ook Zijn ware plaats.

Een vervolg op het Loofhuttenfeest zoals we hier vinden, is nergens in de wet voorgeschreven. Het Loofhuttenfeest eindigt op de drieëntwintigste van de maand. Wat we hier lezen, vindt plaats op de vierentwintigste van de maand. Die dag hoort niet tot het feest. Ze willen het feest niet tenietdoen door hun verdriet. Na het feest krijgt het Woord echter zijn uitwerking op hun geweten. Het is vrijwillig en een aanvulling door de werking van de Geest. Na een uitbundig feest volgt een dag van boete en berouw. Zo wisselen gemoedsuitingen elkaar af. Omringd te zijn door zegeningen kan ons klein maken als we beseffen hoe onverdiend ze zijn en ons, als gevolg daarvan, tot belijdenis brengen. We vragen ons af waaraan we het hebben verdiend.

Rouwgewaad en aarde op het hoofd is als het ware een gelijk worden aan een dode. Die plaats in te nemen omdat er het bewustzijn is stof en as te zijn in tegenwoordigheid van de Almachtige (vgl. Gn 18:27; Jb 42:6), is tegelijk de plaats van zegen.

Copyright information for DutKingComments