Nehemiah 9:20

Gods trouw – de ontrouw van het volk

Een dieptepunt van hun verwerping van God is het maken van het gouden kalf. Daarmee hebben ze een zichtbare god in hun midden. Aan deze god schrijven ze hun bevrijding toe. Dat is heel grievend voor hun Bevrijder en een grote belediging. Toch heeft Hij hen niet overgegeven aan de gevaren van de woestijn om erdoor verslonden te worden. Hij blijft trouw aan Zijn eed en leidt hen verder met Zijn licht op de weg die zij moeten gaan. Als zegeningen, die wij door onze ontrouw kwijt moeten raken, toch ons deel blijven, zou dat ons tot dubbele dankbaarheid moeten brengen.

Ook in de christenheid is er altijd de hang naar een zichtbaar leiderschap geweest. Als het geloof verdwijnt, neemt het verlangen naar tastbare dingen toe. God is onzichtbaar voor het natuurlijk oog. Maar wie gelooft “dat Hij is” (Hb 11:6), krijgt overvloedige bewijzen van Zijn bestaan en van de zorg die Hij uitoefent. Een zichtbaar leiderschap kan niet anders dan een schepsel zijn waardoor het per definitie een falend leiderschap zal zijn. Wie daarop vertrouwt in plaats van op God, zal geen voorspoed hebben.

In Ne 9:20 vinden we weer een overvloed aan goede gaven die God Zijn volk heeft geschonken om door de woestijn te kunnen trekken. De bidders spreken over “Uw goede Geest”, over “Uw manna” en over “water”. Er is niet alleen sprake van de Geest van God, maar van Gods “goede” Geest. De Geest van God is in goedheid onder hen werkzaam om hen te onderrichten. Hij wil hun gedachten besturen, zodat zij zullen denken zoals God denkt. God heeft Zijn gedachten aan hen meegedeeld in Zijn geboden en inzettingen. Ze hoeven niet te raden naar Zijn bedoelingen. De goede Geest van God onderwijst hen.

De Heilige Geest woont niet in de leden van Gods aardse volk, zoals Hij dat nu wel doet in de leden van Gods hemelse volk, de gemeente (1Ko 6:19). Maar Hij werkt wel in en onder hen. Elke Israëliet die zich bekeert, doet dat doordat de Geest hem overtuigt van zijn zonden. Daardoor krijgt hij een natuur die ernaar verlangt te doen wat God wil.

Het blijft niet bij het onderwijzen van de wil van God. God geeft hun ook de kracht om Zijn wil uit te voeren. Daarvoor geeft Hij hun Zijn manna. Dit voedsel stelt hen in staat de weg te gaan die God wil dat zij gaan. Het manna is het bekende beeld van de Heer Jezus in Zijn leven op aarde. Hij spreekt over Zichzelf in verbinding met het manna als het brood uit de hemel (Jh 6:31-35). Voor onze wandel op aarde door de woestijn van deze wereld krijgen we kracht door ons bezig te houden met de Heer Jezus en Zijn leven op aarde. De weg die wij moeten gaan, is Hij ons voorgegaan. Zijn voorbeeld geeft ons kracht om Hem na te volgen.

In het zojuist aangehaalde gedeelte uit Johannes 6 zegt de Heer Jezus ook dat wie in Hem gelooft nooit meer dorst zal hebben (Jh 6:35). Dat is het derde wat de Levieten in dit vers in hun gebed aanhalen. Ze vertellen de HEERE dat Hij Zijn volk ook water heeft gegeven voor hun dorst. Het geloof in de Heer Jezus, het werkelijke vertrouwen op Hem, is een verkwikking die de dorst naar andere dingen laat verdwijnen.

We hebben hier in Ne 9:20

1. de Heilige Geest Die in goedheid onderwijs geeft;

2. in het manna het voorbeeld van de Heer Jezus, in Wie het onderwijs als het ware zichtbaar wordt;

3. in het water – een beeld van het Woord van God (Ef 5:26) – een middel dat de dorst wegneemt.

De Levieten merken nog meer goedheid op. Veertig jaar lang heeft de HEERE voor Zijn volk gezorgd. De voorzieningen, genoemd in het vorige vers, zijn geen tijdelijke voorzieningen. Ze zijn bij het volk al de tijd dat ze in de woestijn zijn. Ze hebben geen gebrek geleden, niet aan eten en drinken, maar ook niet aan kleding. Altijd hebben ze warmte gehad. De warmte van hun kleding staat symbool voor de warmte van Gods liefdevolle zorg.

Ook aan hun voeten is niets te zien van de vermoeienissen van de reis. Als ze naar hun voeten kijken, kunnen ze opmerken dat de HEERE hun geen weg heeft laten gaan die te veel van hen heeft gevraagd. Ja, Hij heeft hen gedragen, “zoals een man zijn zoon draagt” (Dt 1:31).

Copyright information for DutKingComments