‏ Nehemiah 9:22-29

Wat de HEERE heeft gegeven

God heeft hen niet alleen omgeven met Zijn zorg, Hij heeft hen ook geholpen bij de inbezitneming van koninkrijken en volken. Met name worden het land van Sihon en het land van Og genoemd. Dit zijn de eerste koninkrijken die Israël in bezit heeft moeten nemen, nog voordat ze de Jordaan zijn overgestoken.

Verder heeft de HEERE hen gezegend met een talrijk nageslacht, zodat ze het land kunnen bevolken. Dit nageslacht heeft het bevel gekregen in bezit te nemen wat de HEERE aan hun vaderen heeft beloofd. Dat hebben ze gedaan, geholpen door de HEERE die de inwoners van het land in hun macht geeft. Hij heeft hun de vrije hand gegeven om met die volken te doen wat zij willen. Daarmee heeft Hij hen op de proef gesteld. Zullen ze met die volken handelen zoals Hij heeft bevolen? Hij heeft gezegd dat ze de inwoners moeten uitroeien. Door hun ontrouw zijn de rollen omgekeerd. De volken heersen over hen en de volken doen met hen naar hun goeddunken (Ne 9:37).

Hun verovering van het land werpt hun een schat aan zegeningen in de schoot. Ze hebben zich er tegoed aan gedaan. Dat is geoorloofd. Het is alles binnen hun bereik gekomen door Gods grote goedheid. God wil Zijn volk alles geven om van te genieten. Hij wenst echter dat Hij erbij betrokken wordt, dat Hij als de Gever erkend wordt, dat Hem daarvoor de dank en eer wordt gebracht.

Dat is geen eerzucht van God, zoals dat bij ons zou zijn. Hij weet dat het genieten zonder Hem tot egoïsme en uitspattingen voert, waaruit veel kwaad voortkomt. Genieten zonder Hem heeft een verwoestende uitwerking op de verhouding tussen mensen onderling. Waar de band met Hem wordt verbroken, gaat ook de band tussen mensen stuk.

Ontrouw van het volk en Gods uitreddingen

Als de mens los van God komt, Hem niet meer betrekt bij zijn doen en laten, komt hij tot “grote [gods]lasteringen”. Dan worden de grootste weldaden van God door de mens met het grootste kwaad beantwoord. De weerspannigheid van het volk uit zich in opstand tegen God. Zijn wet werpen zij achter hun rug. Dat is een daad van verachting. Als God dan Zijn profeten zendt om hen tot Hem te doen wederkeren, doden zij hen.

Ze hebben met God afgerekend. Ze moeten Hem niet meer. Ze verklaren Hem uit de tijd. Hun ‘verlichte’ denken ondervindt hinder van Zijn bestaan en aanwezigheid. Daarom moet elke stem die Hem vertolkt, het zwijgen worden opgelegd. Alsof daarmee God het zwijgen kan worden opgelegd.

God geeft niet op. Hij heeft een andere methode om hen tot inkeer te brengen. Als ze niet naar Zijn stem willen luisteren, zullen ze naar Zijn handelen luisteren. Hij geeft hen over in de hand van hun vijanden. Dat mist zijn uitwerking niet. Ze krijgen het benauwd en roepen tot de HEERE. En, wonder van genade, Hij hoort naar hen. In Zijn “grote barmhartigheid” geeft Hij verlossers.

En dat gebeurt niet slechts één keer. Nee, vele keren herhaalt zich deze gang van zaken. Elke keer na hun verlossing gaan zij weer kwaad doen. Zij zijn werkelijk recidivisten, mensen die telkens opnieuw in dezelfde fout vallen, ‘draaideurcriminelen’. In Zijn trouw geeft de HEERE hen dan over in de hand van tegenstanders. Dan krijgen ze het weer benauwd en gaan in hun benauwdheid tot de HEERE roepen. Naar Zijn onveranderlijke barmhartigheid hoort Hij dan naar hun geroep en verlost hen. Het boek Richteren beschrijft op indrukwekkende wijze het verloop van dit gebeuren.

Het volk zondigt tegen Gods bepalingen

Ondanks al dit handelen van God in barmhartigheid gaat het met het volk steeds verder bergafwaarts. God vermaant Zijn volk om tot Zijn wet terug te keren, want in het houden van de wet ligt het leven. In het niet luisteren naar de wet, het overtreden ervan, ligt de dood. Zijn volk handelt niet als onwetenden. Ze zijn met Gods wet bekend. Ze zetten echter hun schouder er niet onder, maar er dwars tegen in. Ze buigen hun nek er niet onder, maar verharden hun nek. Ze stapelen zonde op zonde.

Copyright information for DutKingComments