Numbers 12:10

Melaatsheid – Belijdenis – Voorbede

Mirjam wordt melaats. Haar naam wordt in Nm 12:1 het eerst genoemd. Zoals gezegd, lijkt het erop dat zij de aanstichtster is. Melaatsheid volgt als profeet en priester zich verheffen en zich uitstrekken naar de plaats die alleen Mozes toekomt. God wil erkend worden in Zijn soevereine genade, dat Hij hun, die er geen recht op hebben, laat delen in de zegeningen van Christus.

De melaatsheid van Mirjam is een treffend beeld van Gods oordeel over de opstand van Israël tegen het betonen van genade aan de heidenen, voorgesteld in de vrouw van Mozes. Israël zou Gods soevereiniteit moeten erkennen. Dat heeft Israël niet gedaan en daarom is het volk in zijn karakter van getuigen of profeten met melaatsheid geslagen.

De toepassing voor de gemeente is, dat over een mens die zich de plaats van Christus aanmatigt, het oordeel van God komt. Daar verdwijnt ook het beginsel van genade. Bij wie zich een plaats aanmatigt die hem niet toekomt, breekt melaatsheid uit. Mogelijk heeft de jaloersheid er allang bij Mirjam gezeten, voordat die hier tot uitbarsting komt. De wil van het vlees wordt openbaar. God maakt op Zijn tijd duidelijk waar melaatsheid aanwezig is.

In de beelden van de Bijbel is de vrouw een beeld van een bepaalde toestand en de man is een beeld van de praktijk. De toestand van Mirjam is die van melaatsheid. Gelukkig is daar ook de praktijk van belijdenis in Aäron en wel direct nadat de melaatsheid is uitgebroken. Aäron neemt onmiddellijk zijn juiste plaats als middelaar weer in en spreekt in alle nederigheid tot Mozes. Uit zijn woorden blijkt een radicale belijdenis.

De eerste woorden die we in deze geschiedenis van Mozes horen zijn die van een voorbidder. Hij wordt een middelaar. Hierin zien we zijn ware grootheid. Van enige wrok tegen zijn zus en zijn broer blijkt niets.

Copyright information for DutKingComments