Numbers 14:31

De HEERE spreekt recht

God laat Zich verbidden en vergeeft. Dat betekent niet dat Hij het kwaad ongestraft laat, maar dat hij het oordeel uitstelt. Hij spaart het volk en verteert het niet onmiddellijk. Hij zal het kwaad straffen in het vervolg van de woestijnreis. Nooit zullen de ongehoorzamen het land ingaan (Ps 95:10-11). De lichamen van alle opstandelingen zullen vallen in de woestijn.

De eerstvolgende opdracht om op te breken zal niet zijn om voort te gaan op weg naar het beloofde land, maar om terug te gaan in de richting van de Schelfzee. Ze willen terug naar Egypte (Nm 14:3)? Dan mogen ze die kant op. Ze willen in de woestijn sterven (Nm 14:2)? Ze zullen in de woestijn sterven. Hun lichamen zullen niet, zoals wel dat van Jozef, in het beloofde land begraven worden (Gn 50:25; Ex 13:19; Jz 24:32) omdat zij dat land hebben versmaad.

Alleen Kaleb en Jozua zullen in het land komen. De HEERE noemt Kaleb “mijn dienaar Kaleb”. Hij is een beeld van de trouwe Dienaar, de Heer Jezus. Dat blijkt ook uit de volgende karakterschets: bij hem is “een andere geest” dan bij de ongelovigen. Kaleb laat zijn geest niet beïnvloeden door wat hij heeft gezien, maar door wat de HEERE heeft gezegd. Door die “andere geest” in hem wordt naar buiten zichtbaar dat hij “volhard heeft” de HEERE “na [te volgen]” (Nm 14:24; Nm 32:12; Dt 1:35-36; Jz 14:8-9; 14).

In enkele woorden wordt hier een portret van een gelovige van de oude dag gegeven, waarvan te wensen is dat we daaraan een voorbeeld nemen. Gehoorzaamheid aan de Heer en een zich niet laten beïnvloeden door de menselijke geest die in de christenheid heerst, zijn de voorwaarden om de Heer volhardend te kunnen volgen.

Ook de kinderen van onder de twintig jaar zullen het land ingaan. Zij zijn een nieuw geslacht. Het oude geslacht is vol van Egypte. Ze zijn wel in de woestijn, maar hun hart is nog helemaal in Egypte. De kinderen kennen eigenlijk alleen de woestijn, niet Egypte. God neemt die kinderen voor Zijn rekening.

Dat is ook een grote bemoediging voor ouders die zorg hebben over hun kinderen vanwege de tijd waarin ze leven. Er komt steeds meer openlijke opstand tegen God en Zijn Woord. Er is nauwelijks iets christelijks meer aanwezig in het eens zo christelijke Nederland. Maar God heeft voor elke generatie een begaanbare weg. Die weg is in Zijn Woord te vinden. Als de kinderen daarin lezen en het ter harte nemen, zullen ze hun eigen ervaringen met een onveranderlijke God opdoen, Die alle omstandigheden kent en erboven staat.

Gods volk moet veertig jaar zwerven in de woestijn. Dit zien we terug in de tweeduizend jaar van de christenheid. De goeden lijden daarin met de kwaden. Kaleb en Jozua, en ook de kinderen, moeten evengoed veertig jaar meesjokken door de woestijn. Zij moeten veertig jaar wachten voordat ze het land kunnen binnengaan. Die veertig jaar zal God gebruiken om hun te leren wie ze zelf zijn en Wie Hij is (Dt 8:2). Ze zullen geloofservaringen opdoen en onderscheid leren maken tussen wat wel en wat niet van God is.

Dwars door alles heen zullen Kaleb en Jozua ook steeds het beeld voor ogen hebben gehouden van de indrukken die ze als verkenners van het land hebben opgedaan. Wat ze al geproefd en genoten hebben van de vrucht van het land, zal hun kracht hebben gegeven door te gaan. Ze zullen daarmee de kinderen hebben bemoedigd om vol te houden.

Het volk is een volk van zwervers geworden. Ze zijn pelgrims, doortrekkers geweest op reis naar het beloofde land. Nu zijn ze zwervers, zonder vast doel ronddolend in de woestijn. Dit is hun straf omdat zij “het begerenswaardige land” dat God hun heeft willen geven, hebben versmaad, want “zij geloofden Zijn woord niet” (Ps 106:24). Versmaden wat God geeft, is in feite het versmaden van God Zelf.

Over de veertig jaar in de woestijn weten we weinig. Slechts enkele gebeurtenissen worden ons in de Schrift vermeld, maar die zijn dan ook kenmerkend voor hun hele verblijf in de woestijn. Ze zijn opgeschreven opdat wij daaruit lering zullen trekken: “Maar in de meesten van hen had God geen welgevallen, want zij zijn neergeveld in de woestijn. en deze dingen gebeurden tot voorbeelden voor ons, opdat wij geen begeerte in [het] kwade zouden hebben, zoals zij er begeerte in hadden. Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: ’Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen’. Laten wij ook niet hoereren, zoals sommigen van hen hoereerden, en er vielen er op één dag drieëntwintigduizend. Laten wij ook Christus niet verzoeken, zoals sommigen van hen [Hem] verzochten en door de slangen omkwamen. Moppert ook niet, zoals sommigen van hen mopperden en door de verderver omkwamen. deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, op wie de einden van de eeuwen zijn gekomen” (1Ko 10:5-11).

De kinderen moeten ook leren dat hetzelfde wat in de harten van de ouders is, ook in hun eigen harten is. Zij komen in het land, maar niet omdat ze beter dan hun ouders zijn. Als wij iets van de hemelse zegeningen mogen kennen en genieten is dat niet omdat wij ook maar iets beter zijn dan anderen die deze zegeningen niet kennen.

Copyright information for DutKingComments