Numbers 23:18-23

Tweede zegenspreuk

Balak wil graag weten wat de HEERE gesproken heeft. Daarom richt Bileam het woord nu bijzonder tot hem. Het is een boodschap van God en daarom roept Bileam Balak op om, al is hij een koning, uit eerbied voor God te gaan staan en te horen (vgl. Ri 3:20). Hij roept Balak ook op hem aan te horen, want hij is het middel door wie God gaat spreken.

De tweede zegenspreuk is geen herroeping van de eerste. Het is ook geen herhaling. Het is een bevestiging van de eerste en een uitbreiding ervan. De eerste woorden van deze tweede spreuk rechtvaardigen God, Die niet kan worden vergeleken met een veranderlijk en wispelturig mens. Hij breekt Zijn woord niet. Hij is niet tot andere gedachten te bewegen als het gaat om Zijn voornemen om te zegenen (1Sm 15:29; Rm 11:29).

Bileam ziet de mensen die het verst bij God vandaan wonen. In die omgeving heeft het vuur van Gods oordeel gebrand vanwege het klagen van het volk (Nm 11:1). Als wij denken aan de zwakste gelovigen, zien wij redenen om hen aan te klagen bij God. De taal van God uit de mond van Bileam is anders. God ziet geen onrecht bij Jakob, die zwakke, falende gelovige (Nm 23:21). Hij ziet ook geen kwaad in Israël, dat zo vaak een handelwijze heeft getoond die in strijd is met die naam die spreekt van de bevoorrechte plaats van dat volk. In Numeri is er veel onrecht en kwaad als gevolg van de zonde bij het volk openbaar geworden, maar hier gaat God daaraan voorbij.

In geen enkele profetie van Bileam is sprake van zonde of schuld. Hoe kan dat? God kan dat doen vanwege het werk dat de Heer Jezus heeft volbracht. Door dat werk is ieder die dat werk wordt toegerekend, rechtvaardig verklaard. Wat voor God niet kan bestaan, is door het werk van Christus voor God weggedaan. Wat alleen voor God kan bestaan, is door het werk van Christus ontstaan. Waardoor de schuld is komen vast te staan, wat blijkt uit de noodzakelijkheid van het werk van Christus, daardoor is de schuld ook weggedaan. “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn” (Rm 8:1).

Rechtvaardiging gaat verder dan vergeving. Een rechtvaardige is iemand van wie God verklaart dat hij nooit gezondigd heeft. Zo groot is de waarde van het werk van de Heer Jezus. De waarheid van het rechtvaardig verklaard zijn wordt in de brief aan de Romeinen uitvoerig uiteengezet. Daarom is het zo belangrijk die brief telkens weer te bestuderen.

Met dit gerechtvaardigde volk kan “de HEERE, zijn God” zijn. Zonder Hem heeft dit volk geen bestaansmogelijkheid. Een nul is niets, zes nullen is ook niets. Maar plaats je een één voor zes nullen, dan heb je ineens een miljoen. Zo is het met het volk van God. Zonder God is er geen volk, maar met God is er een talrijk volk. Over dat volk kan de Koning naar Gods hart regeren onder het gejubel van Zijn volk. Dat is tevens zijn bescherming.

God heeft door Zijn kracht Zijn volk uit de slavernij van Egypte geleid (Nm 23:22). Daar ligt het begin van het rechtvaardig-zijn. Die rechtvaardiging is tegen elke aanval bestand die kan komen tijdens de reis door de woestijn.

Tegen Jakob en Israël is geen enkele demonische macht in staat iets in te brengen (Nm 23:23a). God heeft Zijn volk gezegend. Wie zal daaraan iets kunnen veranderen? We horen de taal van de brief aan de Romeinen: “Wie zal beschuldiging inbrengen tegen uitverkorenen van God? God is het die rechtvaardigt; wie is het die veroordeelt?” (Rm 8:33-34). Elke poging om een scheiding te brengen tussen God en hen die Hij heeft gerechtvaardigd, loopt op niets uit. Niets en niemand is in staat van God te scheiden wat door het werk van Christus met Hem verbonden is (Rm 8:38-39).

Als we dit kunnen zeggen, is daar niets van ons bij. Het is Gods werk in Zijn volk waarover “in deze tijd”, dat is aan het einde van de woestijnreis, kan worden gesproken (Nm 23:23b). Nu zien we wat God gedaan heeft, evenals we eraan zijn herinnerd wat God gedaan heeft aan het begin van de reis: de verlossing van Zijn volk uit Egypte.

God heeft niet alleen gedachten van zegen over Zijn volk gehad, Hij heeft die zegen door het werk van Christus ook aan Zijn volk gegeven. Wat God Zich voorneemt, werkt Hij ook uit (Rm 8:29-30). Zijn werk zien we nu in het behouden van zielen, het vormen van de Zijnen naar het beeld van Zijn Zoon en dat Hij hen helpt bij hun gaan door de wereld. Ook in het vrederijk zullen heerlijke resultaten worden gezien en zal Hij worden geëerd voor wat Hij heeft gedaan (Ps 22:32). Bij het begin van de eeuwigheid zal van alles wat God Zich heeft voorgenomen om te doen, gezegd kunnen worden: “Het is gebeurd” (Op 21:6a). Het resultaat daarvan blijft eeuwig: “Ik weet dat alles wat God doet, voor eeuwig blijft” (Pr 3:14).

Het volk is niet alleen een gezegend, maar ook een overwinnend volk (Nm 23:24). Dit door God gerechtvaardigde volk kan voortgaan in Zijn kracht. De brief aan de Romeinen geeft niet alleen aan hoe iemand een rechtvaardige kan worden, maar ook hoe hij als een rechtvaardige kan leven. De rechtvaardige is door geen vijand te overwinnen. In Christus zijn wij “meer dan overwinnaars” (Rm 8:37). Dit overwinningsleven dat zichtbaar wordt in de woestijn van deze wereld, zal ten volle zichtbaar worden wanneer God alle vijanden onder de voeten van de Heer Jezus heeft gelegd (1Ko 15:25; Rm 16:20).

Copyright information for DutKingComments