Numbers 28:2

Inleiding

Numeri 28-29 zijn alleen goed te begrijpen als we zien dat we te doen hebben met een volk dat aan het einde van de woestijnreis is gekomen. De feesten die we in deze hoofdstukken vinden en in verbinding waarmee de offers worden gebracht, vinden we ook in Exodus 23, Leviticus 23 en Deuteronomium 16.

In elk bijbelboek worden ze vanuit een ander gezichtspunt bezien:

1. In Exodus 23 staan de feesten in verbinding met de wet, de rechten van God.

2. In Leviticus 23 ligt de nadruk op de feesten zelf en de betekenis die ze voor de Israëlieten hebben; ze stellen profetisch de geschiedenis van Gods volk voor.

3. In Deuteronomium 16 gaat het om de tijd dat het volk in het land is en staan de feesten in een speciaal verband met “de plaats die de HEERE zal uitkiezen om Zijn Naam daar te laten wonen” (Dt 16:2).

4. In Numeri 28-29 ligt het accent op de offers die tijdens de feesten worden gebracht. Het zijn offers waarvan God zegt: “Mijn offergave – Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers, voor Mij een aangename geur” (Nm 28:2).

Deze twee hoofdstukken staan vol met offers. Elk offer stelt Christus voor in Zijn Persoon en Zijn werk. Christus en Zijn offer zijn alles voor Gods hart. Hij wenst dat het bij ons ook zo is. Daarom draagt Hij ons op met deze offers te komen, dat wil zeggen Hem te vertellen over de verschillende aspecten van het offer van Zijn Zoon die in de verschillende offers naar voren komen.

In de woestijn is het volk niet aan deze offers toe. Nu ze aan het einde van de woestijnreis zijn en vlak voor het land staan, zijn ze er geestelijk rijp voor. God gaat met het oog op het land Zijn volk vertellen wat Hij wil dat ze daar zullen doen: Hij wil dat ze Hem daar offers zullen brengen. De oude generatie is in de woestijn omgekomen. Hij richt Zich tot een nieuw volk en spreekt met hen over de wensen van Zijn hart ten aanzien van de Heer Jezus, want van Hem spreken alle offers.

Numeri handelt over de woestijnreis. De betekenis daarvan is het leven van Gods volk op aarde als een plaats van beproeving. Maar de aarde zal niet altijd een plaats van beproeving blijven. Er zal namelijk een tijd komen dat de aarde de rustplaats voor Gods volk zal zijn. Naar die tijd verwijzen de offers waarover God hier met Zijn volk spreekt.

Gebod om de HEERE offers te brengen

Na de verandering van het leiderschap dat van Mozes is overgegaan op Jozua, maakt God duidelijk dat overdracht van het leiderschap geen verandering tot gevolg heeft voor het brengen van offers aan Hem. God maakt het volk duidelijk waarop Hij recht heeft. In Numeri 15 heeft Hij ook over offers gesproken. Daar gaat het om offers die een vrijwillig karakter hebben en staan ze in contrast met een afvallig volk. De afval van het volk doet echter niets af van de mogelijkheid voor de enkele getrouwe om de HEERE offers te brengen als ze in het land aangekomen zullen zijn. Maar ook dan verbindt Hij Zijn voorwaarden aan de wijze waarop Hij de offers gebracht wil zien.

Hier gaat God spreken over een veelheid van offers in verbinding met de verschillende feesten die het volk in het land zal vieren. Het betreft voorschriften voor het volk als geheel. God gaat de feesten in hun volle omvang en heerlijkheid voorstellen. Het gaat alles om Hem. Dat is te zien aan de telkens terugkerende woorden “Mijn” en “Mij”. Het volk moet weten wat Hem toekomt. Hebben wij daar besef van?

Het gaat er hier niet om dat we de waarheid over de feesten kennen. De waarheid daarover vinden we in Leviticus 23. Daar vinden we wat de feesten betekenen. Wat dan nog geleerd moet worden, is wat God toekomt op elk van die stappen, bij elk van die feesten. En wat komt God toe? Deze hoofdstukken beschrijven een grote hoeveelheid brandoffers. Geen dankoffers, slechts enkele zondoffers, maar vooral brandoffers. Dat stelt het werk van de Heer Jezus voor in wat God daarvan genoten heeft, wat de Heer Jezus daarin aan God heeft gegeven. Wat we hier hebben, is dan ook het ‘materiaal’ voor een eeuwige aanbidding. We geven Hem in aanbidding wat Hij ons heeft gegeven in Zijn Zoon.

De veelheid van offers die in deze twee hoofdstukken voor onze aandacht wordt gebracht, geven een overweldigend getuigenis van het werk van de Heer Jezus. Al het handelen van God is daarop gegrond. En Hij wil dat wij daarvan steeds dieper onder de indruk komen en daarover met Hem spreken. Vandaar Zijn voorschrift er zorg voor te dragen Hem “Mijn offergave – Mijn voedsel voor Mijn vuuroffers, voor Mij een aangename geur” (Nm 28:2) te brengen.

Zoals gezegd, spreekt God met ons over het alles overtreffende offer van Zijn Zoon in zijn grote rijkdom als wij aan het einde van onze woestijnervaringen gekomen zijn. Het is namelijk zo, dat hoe meer ervaring we in de woestijn hebben opgedaan over wie we zelf zijn en Wie Hij is, des te meer we er ook naar zullen verlangen Hem te eren en te aanbidden.

Copyright information for DutKingComments