Numbers 30:3

Gelofte van een vrouw in haar jeugd

In deze verzen gaat het over de gelofte van een jeugdige, ongetrouwde vrouw die nog bij haar vader thuis woont. Als haar vader ervan hoort en zwijgt, stemt hij door zijn zwijgen ermee in en is de gelofte geldig. Als haar vader echter verbiedt dat zij die gelofte nakomt, dus weigert ermee in te stemmen, dan is de gelofte niet geldig. Ze heeft iets beloofd wat ze niet in staat is na te komen.

Dan schittert de genade van de HEERE: De HEERE zal haar te snel uitgesproken woorden vergeven (Nm 30:5; 8; 12). Ze heeft gemeend God een welgevallen te doen, maar is zich niet bewust geweest van haar onbekwaamheid en haar onderdanige positie. Ze had eerst haar vader moeten raadplegen. Als haar gelofte iets nadeligs voor de familie inhoudt, zal haar vader haar daarvan kunnen ontslaan. Alles wat zij zou kunnen beloven, behoort aan haar vader.

Haar gehoorzaamheid aan haar vader laat zij zien door af te zien van het houden van haar gelofte. De gehoorzaamheid aan haar vader wordt door de HEERE zo hoog aangeslagen, dat Hij haar vergeeft. Ze heeft vergeving nodig omdat haar goede bedoelingen niet naar de wil van God waren. Zij heeft gemeend God een dienst te bewijzen, terwijl ze niet heeft gedacht aan de kwalijke gevolgen van haar gelofte voor de familie.

In algemene zin geldt voor een vrouw die een gelofte doet, dat de geldigheid ervan afhankelijk is van wat de man onder wie zij staat, ermee doet. God geeft ieder mens een verantwoordelijkheid die in overeenstemming is met de positie die iemand heeft. God verwacht van de man die het hoofd is van de vrouw (1Ko 11:3) dat deze zijn verantwoordelijkheid kent.

De verhouding van de vrouw tot de man kan zijn die van een dochter tot haar vader (Nm 30:3-5) en die van een echtgenote tot haar man (Nm 30:6-8; 10-15). In de vrouw zien we een beeld van Israël. De HEERE staat met Israël in verbinding als Vader – “want Ik ben Israël tot een Vader” (Jr 31:9) – en ook als een Echtgenoot (Jr 31:32b).

Israël heeft God ook geloften gedaan. Het volk heeft tot driemaal toe uitgesproken: “Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen” (Ex 19:8; Ex 24:3; 7). En God heeft gezwegen. Hij heeft de belofte nooit tenietgedaan, maar die integendeel bekrachtigd door het volk de wet te geven. Israël is nog steeds verantwoordelijk voor de geloften waarmee het zich aan God heeft verbonden. God heeft in Zijn regering de geloften niet tenietgedaan, opdat het volk zal leren wat er in hun hart is.

Copyright information for DutKingComments