Numbers 5:5-10

Vergoeding van schuld

De onreinheid van de vorige verzen duidt meer op een toestand van onreinheid, wat toegepast kan worden op een leven in de zonde. Onrein wordt iemand ook door een keer een zonde te begaan, wat toegepast kan worden op een vallen in de zonde. Dat is het geval “als iemand door een overtreding overvallen wordt” (Gl 6:1). In dat geval moet belijdenis plaatsvinden. Maar dat niet alleen. Er moet ook een vergoeding gegeven worden aan de benadeelde. Zie de toelichting op het schuldoffer bij Leviticus 5:14-6:7.

Het is voor God niet voldoende wanneer alleen de schuld wordt voldaan. Er moet iets extra’s worden gegeven aan hem die iets is aangedaan. De Heer Jezus heeft dat volmaakt gedaan. God is oneer aangedaan. De Heer Jezus heeft niet alleen de schuld weggedaan, maar God bovenmate verheerlijkt. Hier vinden we de positieve kant in het handelen met de zonde. Er komt iets uit tevoorschijn wat tot heerlijkheid van God is.

Hier wordt iets toegevoegd aan wat al in Leviticus 5-6 over het schuldoffer is gezegd. Een schuld kan niet onvoldaan blijven. Een onvoldane schuld verstoort de gemeenschap en de vrede in de gemeente. Om dat te voorkomen moet de schuld te allen tijde worden vergoed. Als de schuld niet meer kan worden vergoed, bijvoorbeeld omdat de benadeelde is overleden, dan moet de schuldenaar naar familieleden van de door hem benadeelde persoon gaan. Zijn die er ook niet, dan moet hij met zijn belijdenis en zijn vergoeding naar de priester gaan.

De priester is een beeld van een geestelijk gezinde gelovige aan wie een schuldenaar de last van zijn hart kwijt kan, als degene die hij benadeeld heeft er niet meer is. Dat is geen gemakkelijke taak voor de ‘priester’. Zo’n gelovige zal daarvoor dan ook van de Heer en de medegelovigen een speciale waardering krijgen.

Copyright information for DutKingComments