Philippians 2:6

De gezindheid van de Heer Jezus

Fp 2:6. De gezindheid van de Heer Jezus komt in deze verzen voluit voor onze aandacht. Alleen als we die in ons opnemen en ons eigen maken, zijn we in staat te doen wat in de vorige verzen is gezegd. Dan kunnen we alle geschillen oplossen en in eenheid verder optrekken.

De gezindheid van de Heer Jezus komt tot uiting in Zijn vernedering. Elk onderdeel van Zijn weg naar beneden was voor Hem een vernedering. Hij kon niet hoger beginnen en niet lager eindigen. En elk onderdeel van Zijn vernedering deed Hij volkomen vrijwillig. Daar komt nog bij dat Hij niet telkens een stap naar beneden heeft gedaan en in die stap liet zien hoezeer Hij Zichzelf vernederde. Wat Hij heeft gedaan, was voortdurend bij Hem aanwezig in Zijn leven op aarde. Daarin zie je de betekenis van het woord ‘ontledigd’. Dat is zoiets als afstand doen van Zijn reputatie. Hij heeft Zichzelf ontledigd van wat Hij als God bezat. Niets heeft Hij daarvan gebruikt in het belang van Zichzelf.

Toen Hij op aarde kwam, was er niets van Zijn Goddelijke heerlijkheid te zien (Js 53:2-3). Zijn hart was vervuld van die wonderlijke gezindheid die hier wordt voorgesteld. Zijn hele bestaan op aarde was van die werkelijkheid vervuld. Elk woord en elke handeling kwamen daaruit voort. In een gelovige wordt die gezindheid mogelijk wel eens gezien, maar in hoeverre zijn we ermee vervuld?

De beschrijving begint ermee dat Hij “in de gestalte van God” was. Dat maakt duidelijk dat Hij waarachtig God was. Dat bleef Hij ook toen Hij Mens werd, want God kan nooit ophouden God te zijn. God heeft wel het recht en de mogelijkheid om Zich te openbaren op een manier die passend is voor de omstandigheden. Zijn vernedering is het bewijs dat Hij God is. Immers alleen God heeft het soevereine recht om Zijn absolute Godheid op deze wijze te verhullen. Dat Hij dit doet, komt voort uit Zijn liefde. Hij bleef, ook toen Hij op aarde was, in de gestalte van God. Hij deed geen afstand van Zijn Godheid, maar van alle rechten en voorrechten die Hij ook op aarde had kunnen laten gelden. Waar Hij Goddelijke kracht liet zien, was dat nooit voor Zichzelf, maar altijd voor anderen en nooit onafhankelijk van God.

Omdat Hij God was, betekende het aan God gelijk zijn voor Hem geen roof. Hij eigende Zich niet iets toe, wat niet van Hem was. De Heer Jezus was God, Hij was God de Zoon van eeuwigheid. Hij had een vóórbestaan bij de Vader, voordat de wereld was (Jh 1:1; Jh 17:5). Hij was bij de Vader voordat de wereld was. Wat Hij van eeuwigheid was, achtte Hij ook geen roof in de zin van winst.

Lang geleden had de slang Adam het ‘aan God gelijk zijn’ voorgespiegeld. Adam was het niet en trachtte het te roven. De ‘laatste Adam’, de Heer Jezus, was God. Hij achtte het geen roof, maar ontledigde Zich. Het Griekse woord dat met ‘roof' is vertaald, heeft namelijk niet alleen de betekenis van iets wat gestolen kan worden; het heeft ook de betekenis van iets kostbaars dat je niet graag prijsgeeft. Dat kostbare, Zijn Godheid, gaf Hij uiterlijk prijs, want Hij wilde de mensen gelijk worden.

Fp 2:7. Hij moest gaan deelnemen aan Zijn eigen schepping en in Zijn schepping als Slaaf dienst gaan doen. Is er een groter contrast denkbaar? Hij was de Gebieder en werd de Dienaar. Hij Die opdrachten gaf, kreeg ze nu Zelf. Is het niet een van de grootste problemen voor jou en mij om van onze rechten af te zien en de ander te dienen? De Heer Jezus deed het. Hij heeft Zichzelf volkomen weggecijferd. Hij is ons Voorbeeld, we kunnen het alleen van Hem leren.

Het is ook van groot belang te zien hoe Zijn Slaaf-zijn volledig met Zijn Mens-zijn is verweven. Hij had als Mens op aarde kunnen komen en pas later kunnen beslissen om slaaf te worden. Toch deed Hij dat niet. Zoals Hij in de gestalte van God was en is, wat ziet op Zijn wezenlijke en waarachtige Godheid, zo heeft Hij de gestalte van een Slaaf aangenomen. Hij heeft maar niet een slavenkleed aangetrokken en de rol van slaaf op Zich genomen. Hij heeft Zich niet voorgedaan als slaaf. Nee, Hij was wezenlijk en waarachtig Slaaf, zowel innerlijk als uiterlijk. Zijn Wezen was gehoorzaamheid, het enige waaruit het leven van een slaaf bestaat.

En het gaat nog verder: Hij blijft ook altijd Slaaf (Lk 12:37), zoals deze volmaakte Persoon ook altijd Mens zal blijven. De gestalte van God heeft Hij niet aangenomen, dat was Hij – die van Slaaf wel, want dat werd Hij. Die gezindheid van dienen en Slaaf zijn, is bijzonder mooi te zien in de voetwassing in Johannes 13 (Jh 13:1-17; Lk 22:27). Opnieuw: Hij is ons Voorbeeld. Zoals Hij naar ons toe is gekomen, als Slaaf, in Zijn slavenkleding, zo behoren wij elkaar te benaderen met de bereidheid elkaar in nederigheid te dienen (1Pt 5:5b). Een slavenkleed trekken we niet zo vlug aan. We vinden dat het ons niet staat, we voelen er ons niet zo lekker in. Of wel soms?

Fp 2:8. Hier wordt benadrukt dat de Heer Jezus Mens is geworden. Hij is de mensen gelijk geworden en ook uiterlijk als een mens bevonden. Dat Hij “uiterlijk als een mens bevonden” is, slaat niet in de eerste plaats op wat andere mensen in Hem vonden, maar op wat God in Hem vond. God heeft in de Heer Jezus een Mens gezien zoals Hij Zich die wenste. Hij was vol vreugde over alles wat uiterlijk van Hem zichtbaar werd, elke daad, elk woord, Zijn hele houding. Hij gaf daarom Zijn getuigenis uit de hemel: “Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden” (Mt 3:17).

Hij was de Mens Die in alles beantwoordde aan wat God met de mens had bedoeld. Hij was werkelijk Mens, niet God in een menselijk omhulsel. Hij leek niet alleen op een mens, Hij was er helemaal aan gelijk (Rm 8:3), hoewel met uitzondering van de zonde (Hb 4:15). De mensen konden Hem zien en horen, ze konden begrijpen wat Hij zei en deed. Hij was – en is nog steeds – waarachtig Mens met een menselijke geest en een menselijke ziel en een menselijk lichaam.

Toen Hij op aarde was, viel Hij niet op tussen de mensen. Hij liep niet met een stralenkrans boven Zijn hoofd, zodat iedereen aan Hem kon zien dat Hij bijzonder was. Toen men Hem gevangen wilde nemen, moest Judas de vijanden op een speciale manier laten zien Wie ze moesten hebben (Mt 26:48). De mensen in Zijn omgeving hebben gezien dat Hij vermoeid was en dat Hij honger of dorst had. Hij heeft al de behoeften en zwakheden van een mens gekend.

Als Mens is Hij wel op volstrekt unieke wijze geboren. Door Zijn geboorte uit Maria is Hij waarachtig Mens. Hij is echter niet verwekt door een zondige vader, maar door de Heilige Geest (Mt 1:20; Lk 1:35). Dit verandert niets aan Zijn volkomen en vrijwillige vernedering, een vernedering die zijn eindpunt nog niet had bereikt. Maar is het voor ons niet moeilijk om onopvallend onze weg te gaan? Hij had Zich met alle eer kunnen laten binnenhalen toen Hij Zijn schepping binnentrad. Hij had Zich tijdens Zijn verblijf op aarde kunnen omgeven met alles wat indruk maakt op mensen. Maar Hij koos ervoor om in een veracht achterafplaatsje – Nazareth – bij een onbeduidende familie Zijn loopbaan op aarde te beginnen.

Het was voor Hem een vernedering om Mens te worden. Het was een vernedering om als Mens Slaaf te zijn. Toch was Zijn vernedering als Mens en Slaaf niet genoeg. De vernedering kon nog dieper. Daarom ging Hij nog dieper. Hij had na een volmaakte dienst kunnen terugkeren naar Zijn Vader. Hij hoefde niet te sterven, maar Hij werd gehoorzaam tot de dood, ja, de kruisdood. Hij heeft Zichzelf totaal weggecijferd. Hij dacht alleen aan anderen.

Hij, Die gehoorzaamheid niet kende, werd gehoorzaam tot de dood. Gehoorzaam zijn was iets wat de Heer Jezus niet kende. In de hemel kon Hij daarmee niet vertrouwd worden gemaakt. Daar gaf Hij bevelen aan engelen en werd Hij door hen gehoorzaamd (Hb 1:7). Hij moest gehoorzaamheid leren. Voor Hem was het leren om gehoorzaam te zijn anders dan wanneer wij leren om gehoorzaam te zijn. Wij zijn van nature ongehoorzaam, we waren “zonen van de ongehoorzaamheid” (Ef 5:6). Wij leren gehoorzaamheid door correctie. Dat was bij Hem niet zo. Bij Hem hoefde nooit iets gecorrigeerd te worden. Bij Hem was geen opstandige wil, er was niets wat niet onderworpen was.

Het leren van gehoorzaamheid had voor Hem de betekenis van het innemen van een positie, waarin gehoorzaamd moest worden. Nooit was Hij in een positie geweest die gehoorzaamheid vroeg. Hij leerde gehoorzaamheid toen Hij op aarde kwam (Hb 5:8).

Zijn gehoorzaamheid vond haar hoogtepunt in Zijn sterven. Zijn dood was de uiterste gehoorzaamheid, het eindpunt ervan. Hierna kon er niets meer komen. Zijn vernedering kon nog wel dieper en maakt tegelijk de wijze waarop Zijn gehoorzaamheid eindigde zonder weerga. Hij stierf geen gewone dood, maar de kruisdood, de verschrikkelijkste en meest verachtelijke wijze waarop een mens kan sterven. Zo stelde men alleen een ongehoorzame slaaf terecht. Je kunt geen dood bedenken die gruwelijker en vernederender is. Die dood stierf de volmaakte Dienaar. Vrijwillig en met geen andere wens dan volkomen gehoorzaam te zijn eindigde Hij op deze wijze Zijn loopbaan op aarde.

Altijd heeft Hij de laagste plaats ingenomen. We zien dat bij Zijn geboorte in Bethlehem, tijdens Zijn leven in Zijn omgang met de mensen, en ten slotte ook in Zijn dood. Hij liet het toe dat mensen die Hij kwam dienen, Hem op de meest oneervolle wijze om het leven brachten. Hij, Die zo hoogverheven was, ging de weg tot in de diepste vernedering. Hij zag af van alle rechten die Hem eigen waren, zowel in de hemel als op aarde, om Zijn vijanden te dienen. Van grote hoogte kwam Hij naar beneden, vrijwillig, gedreven door liefde voor Zijn God en Vader. Zou die grote vernedering jou en mij niet bereid moeten maken om het naar verhouding kleine stapje naar beneden te doen om de ander te dienen? Die gezindheid behoort in ons te zijn.

Lees nog eens Filippenzen 2:6-8.

Verwerking: Ga de stappen van vernedering nog eens na die de Heer Jezus heeft gezet, aanbid Hem ervoor en vraag Hem je te helpen Zijn voorbeeld in Zijn gezindheid na te volgen.

Copyright information for DutKingComments