Philippians 3:10

Christus winnen

Fp 3:7. Dit vers begint met een veelzeggend “maar”. Dit geeft een totale wending aan het betoog. In de vorige verzen heeft Paulus alle voordelen die hij bezat, alle verworvenheden, alles waarin hij zich kon beroemen, naar voren geschoven. Wat een uitmuntend mens, kun je wel zeggen. Maar … dit alles zinkt in het niet en verdwijnt volledig uit beeld zodra hij de Heer Jezus ontmoet en Diens alles te boven gaande voortreffelijkheden ziet.

In die ontmoeting ziet Paulus dat hij als de ‘beste mens’ de grootste zondaar is en dat alle goede dingen, alle verworvenheden, voor God niet tellen. Aan de andere kant leert hij kennen wat hij in Christus allemaal heeft ontvangen, de winst die hem dat oplevert. Die winst gaat hij voor de Filippenzen ook breed uitmeten. Hij legt hun zijn persoonlijke winst- en verliesrekening voor. Hij boekt af wat vroeger allemaal winst was en maakt er een verliespost van. De enige bijboeking die daar tegenover staat, is ‘Christus’.

Hij boekt zijn vroegere winst niet zomaar weg. Daarover heeft hij nagedacht en is tot de conclusie gekomen dat al die ‘winsten’ tekortdoen aan de heerlijkheid van de Heer Jezus. Wat de mens groot maakt, verkleint Christus. Wie echt Christus heeft ontmoet, is slechts van één verlangen bezield: Christus verheerlijken. Als dat ook jouw verlangen is, zul je alles willen prijsgeven wat daar afbreuk aan doet. Die gezindheid kenmerkt dan niet alleen het moment van je bekering, maar zal jouw hele verdere leven doortrekken.

Het valt op dat Paulus hier steeds de ik-vorm gebruikt. Hij geeft zijn persoonlijke geschiedenis, zijn ervaring en verlangen door. Je kunt het alleen op jezelf toepassen als je bezield bent van hetzelfde verlangen. Wat hij zegt, staat óf ver van je af óf dicht bij je. Je kunt niet neutraal kennisnemen van de bezieling van deze man. Het feit dat je doorleest, betekent dat je in elk geval dicht bij hem wilt staan in wat hem dreef. Zo gaat het mij ook. Ik ben best jaloers op hem en ik weet dat dit een geoorloofde jaloersheid is.

Fp 3:8. Paulus geeft jou en mij in de Fp 3:8-11 in één lange zin een blik in zijn karakter en motieven. Daardoor kunnen wij met zijn werkelijke wensen en streven vertrouwd worden. Samengevat komt het erop neer dat hij drie dingen wenst: Christus kennen, Christus winnen en in Christus bevonden worden.

Paulus heeft niet alles ingeleverd om daar later spijt te krijgen en bepaalde dingen weer naar zich toe te trekken (vgl. Hb 11:15-16). Hij is vol van Christus en daarom beschouwt hij “alles schade” wat een verhindering is om meer van Christus te leren kennen. Er bestaat immers niets wat waardevoller is dan de kennis van Hem! Hij acht al zijn eigen ‘gerechtigheden’, al zijn rechtvaardige daden, als iets verwerpelijks (Js 64:6). Het maakt niet uit of het nu een goede maatschappelijke positie betreft, een voorname familie of een kring van mensen waarin hij aanzien geniet vanwege zijn intellectuele kennis. Hij zet alles waarop een mens zich maar kan beroemen aan de kant.

Zijn doel is helder. Het gaat hem om “de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer”. Hij getuigt hier van zijn persoonlijke relatie met Christus door te spreken over ‘mijn Heer’. Tevens erkent hij de rechten van Christus over zijn leven door Hem ‘mijn Heer’ te noemen. In het licht van die Persoon ziet hij alle voorrechten niet alleen als schadelijk, hij beschouwt ze zelfs als “vuilnis”. Vind jij het moeilijk om vuilnis weg te gooien? Het kan moeite kosten om iets weg te doen waaraan je waarde hecht, terwijl je toch inziet dat het schadelijk is om het te houden. Vuilnis wegdoen is echter helemaal geen offer.

Het is één ding alles voor schade te achten, het is nog iets anders de schade van alles te lijden. Paulus heeft beide ervaren. Hij heeft vastgesteld dat zijn voorrechten schade betekenen voor het beter leren kennen van Christus. Daarbij is het niet gebleven. Hij heeft die voorrechten daadwerkelijk opgegeven. Dat heeft hij niet gedaan als een vorm van zelfkastijding. Zoiets levert nooit geestelijke winst op en brengt je niet tot een grotere kennis van Christus.

Christus kennen heeft tot gevolg het verlangen om Christus te winnen. Hiermee bedoelt hij natuurlijk niet een inspanning om behouden te worden. Hij is behouden, en dat is op grond van geloof alleen en niet door enige prestatie van hemzelf. Wat Paulus hier zegt, is wat iemand zegt die aan een wedstrijd bezig is en die wil winnen. Hij wil zoveel mogelijk gelijkvormig worden aan Christus. Hij wil dat Christus steeds meer in zijn leven zichtbaar wordt. Daarover spreekt hij in het volgende vers.

Fp 3:9. Aan al zijn voortreffelijkheden zou hij ook nog toe kunnen voegen dat hij al zijn voorrechten had prijsgegeven. Maar ook daardoor zou zijn zicht op Christus vager worden. En hij wil juist een andere en maximale winst: Christus Zelf. Hem wil hij volledig bezitten als Degene Die richting en zin aan het leven geeft. Hij wil “in Hem bevonden worden”, zodat alles wat hij is en alles wat er van hem zichtbaar wordt, een duidelijk beeld is van Christus. Als iemand, een mens, of God, hem zag, zouden ze alleen Christus moeten waarnemen en niets van Paulus.

Daarom heeft voor hem een eigen gerechtigheid geen enkele betekenis meer. Stel je voor, denkt hij, dat ik mezelf waar zou kunnen maken, dat er niets op mij aan te merken zou zijn, dat ik voor God en mensen mijzelf zou kunnen handhaven. Wat zou dat betekenen? Dat ik groot zou zijn. Maar dat wil ik helemaal niet! Het zou niets meer dan een menselijke gerechtigheid zijn en die hoef ik niet.

Weet je waarom Paulus zo denkt? Omdat hij Christus heeft ontmoet en omdat Christus de inhoud van zijn leven is. Het geloof in Hem heeft Paulus de gerechtigheid “die uit God is” gegeven. Paulus heeft gezien hoe betrekkelijk en zinloos alles is wat uit de mens is, al is het ook de meest hoogstaande mens. Hij heeft de eeuwige waarde ontdekt van alles wat uit God is, waarvan de oorsprong in God ligt.

Die gerechtigheid die God als haar bron heeft, is zijn deel geworden door het geloof en niet op grond van eigen prestatie. Door zijn vertrouwen te stellen op wat de Heer Jezus voor hem heeft gedaan op het kruis en geen waarde meer te hechten aan eigen inzet, heeft hij de gerechtigheid gekregen die uit Gód is.

Fp 3:10. Dat maakt hem niet tot een lichtzinnige christen, iemand die nog de nodige aandacht geeft aan eigen werken. Nee, hij wenst de dagelijkse praktische gemeenschap met Christus te beleven om Hem door en door te leren kennen. Je kent Hem als pasbekeerde ook, maar als je dag aan dag met Hem leeft, Hem elke dag meemaakt, leer je Hem steeds beter kennen. Je leert hoe Hij over je denkt, hoe Hij wil dat je leeft. Wat nog meer is: je leert Hem steeds beter kennen in de plaats die Hij nu inneemt in de hemel en je ziet steeds meer van Zijn heerlijkheden.

Door je bezig te houden met Hem in de heerlijkheid leer je ook meer “de kracht van Zijn opstanding” kennen (Ef 1:19-20). Het is die kracht waardoor je je weg op aarde kunt gaan. Door die kracht ben je als het ware over de dood heen getild en kun je in nieuwheid van leven wandelen (Rm 6:4).

Dit betekent niet dat lijden je dan bespaard blijft. Een wandel in de kracht van Zijn opstanding maakt je niet immuun voor het lijden dat je deel zal zijn als je trouw bent aan de Heer. Met een gezindheid als die van Paulus neem je lijden er niet bij als iets waaraan je nu eenmaal niet kunt ontkomen. Nee, Paulus zoekt ernaar om op alle wijzen gelijkvormig te worden aan de Heer Jezus. Gemeenschap met Hem houdt ook lijden in. Nou, zegt Paulus, dan graag lijden, want dat verdiept mijn gemeenschap met Hem.

“Gemeenschap aan Zijn lijden” wil zeggen: delen in hetzelfde soort lijden dat de Heer Jezus ondervond tijdens Zijn wandel op aarde. Het betekent door de bespotting en smaad heengaan en pijn voelen bij het zien en horen van de zonde. Zelfs in zijn dood wil Paulus op zijn Meester lijken. Dat zegt een mens pas als hij geen enkel belang meer op aarde heeft dan Christus alleen. Het is zo iemand genoeg dat de slaaf wordt als zijn Heer (Mt 10:25a).

Paulus volgt Christus niet vol vrees op de weg van lijden, zoals de discipelen dat wel hebben gedaan (Mk 10:32). Hij wil het lijden ondergaan, niet ter wille van het lijden zelf, maar om deel te hebben aan het lijden van Christus. Daarom is hij ook niet bedroefd weggegaan zoals de rijke jongeling die nog hechtte aan voordelen van het vlees (Mt 19:22). Hij heeft immers van harte afstand van al die dingen gedaan en er is in die zin niets meer wat hem nog aan de aarde bindt.

Fp 3:11. Paulus draagt niet alleen zijn kruis achter de Heer Jezus aan, hij wil er ook aan sterven. Wat het ook mag kosten, hoe pijnlijk de weg ook mag zijn, hij wil volledig deelhebben met Christus op de weg die aan de opstanding voorafgaat. Zijn hele doel is om in alles aan Christus gelijkvormig te zijn en langs de weg die Hij is gegaan bij Hem te komen in de heerlijkheid. Heeft de Heer Jezus geleden? Dan wil hij ook lijden. Is de Heer Jezus gestorven? Dan wil hij ook als martelaar in dienst van zijn Meester sterven. Is de Heer Jezus uit de doden opgestaan en naar de hemel gegaan? Dan wil hij ook uit de doden opstaan en zo tot Hem gaan.

Hoe dat in zijn geval precies zal gaan, weet hij niet. Aan het feit twijfelt hij echter niet. Let erop dat hier niet staat: de opstanding uit de dood, maar uit de doden. Dat betekent letterlijk ‘een opstanding van tussen de doden uit’. Zo is de Heer Jezus ook opgestaan van tussen de doden uit. Hij stond op, terwijl alle anderen in de dood bleven.

Uit het grote verlangen van Paulus naar een volkomen identificatie met Christus blijkt, hoezeer hij aan Christus gehecht is geraakt. Ik hoop van harte dat dit ook jouw verlangen is. In het volgende stukje krijg je daarover nog meer te horen, opdat je verlangen nog meer wordt gestimuleerd om Paulus na te volgen in het ene doel dat hij voor zijn leven had.

Lees nog eens Filippenzen 3:7-11.

Verwerking: Hoe kun je Christus winnen?

Copyright information for DutKingComments