‏ Philippians 3:3

Roemen in het vlees

Ook in dit hoofdstuk is het Christus om Wie het gaat. Je krijgt Hem hier voor je zoals Hij is in de heerlijkheid van de hemel. Daar is Hij als de bron van kracht voor het leven van de christen. Als je Hem in het geloof ziet in de heerlijkheid, wil je niet anders dan Hem winnen, terwijl je al het andere schade en vuilnis acht (Fp 3:8).

Filippenzen 2 stelt Christus voor in Zijn vernedering, als het voorbeeld en de drijfveer voor de ware christelijke gezindheid van zelfopoffering. Filippenzen 3 is het antwoord op de vraag hoe je de gezindheid van Filippenzen 2 kunt krijgen. Door vervuld te zijn van Hem ga je op Hem lijken en dat geeft de kracht tot een leven in nederigheid.

Fp 3:1. Met het woord “overigens” verandert Paulus van onderwerp. Niet wezenlijk natuurlijk, maar er komt een ander accent, zoals ik zojuist heb aangegeven. De blijdschap blijft gelijk, want het Voorwerp van de blijdschap verandert niet. Paulus raakt er niet moe van de gelovigen in Filippi op te roepen zich te verblijden in de verheerlijkte Heer. Hij weet zich met hen als broeders verbonden. Hij en zij zijn familie. Samen mogen ze zich verblijden in Hem door Wie zij zo aan elkaar verbonden zijn. Wie blij is in de Heer, blijft ervoor bewaard met zichzelf bezig te zijn. Blijdschap in de Heer geeft kracht om tot Zijn eer te leven (Ne 8:11).

Sommige dingen moeten gewoon steeds weer worden gezegd. Paulus doet dat niet zuchtend, met een ondertoon van: ‘Wanneer leren jullie nou eens een keer?’ Nee, hij wil graag zijn boodschap herhalen omdat hij weet hoe belangrijk dit is. Hij weet hoe vergeetachtig de mens is, ook de gelovige mens.

Het is niet duidelijk waar “deze dingen” precies op slaat. Het kan zijn op ‘blijdschap’, maar hij kan er ook zijn waarschuwing voor tegenstanders mee bedoelen. Over deze lieden heeft hij al in Filippenzen 1 gesproken (Fp 1:15a). In de verzen die nu volgen, gaat hij daarover nader spreken. Als het gaat om blijdschap, stelt Paulus in elk geval geen nieuwe methoden voor om het geloof wat op te vrolijken. Als het gaat om de tegenstanders, zoekt hij geen aansluiting bij hen door een compromis voor te stellen.

Zijn onderwijs is hetzelfde. Hijzelf heeft daar geen hekel aan en het geeft de Filippenzen de “zekerheid” dat ze op de goede weg zijn. Er ontstaat heel wat onzekerheid, je kunt zelfs zeggen een gevoel van onveiligheid, door voortdurende veranderingen van opvattingen. Leraren die eens duidelijke uitleg van het Woord van God gaven, zeggen dat ze het ook allemaal niet meer zo zeker weten. Laat je er niet door van de wijs brengen. Het Woord van God is vandaag net zo zeker en veilig als in de vorige eeuwen.

Fp 3:2. “Kijkt uit” – het staat er tot driemaal toe – voor mensen die het geloof willen ondermijnen door de gelovigen te willen scheiden van Christus en de blijdschap in Hem. Ze zijn er altijd al geweest. Hier wordt zo’n categorie mensen genoemd. Paulus gebruikt geen vleiende benamingen voor hen.

Hij noemt hen “honden”, dat zijn mensen met een verdorven levenswandel, zoals de onreine heidenen die hebben. Hij noemt hen ook “boze arbeiders”, dat zijn mensen die slechte dingen – dingen die van de boze, van de satan, komen – invoeren onder de dekmantel van arbeid voor Christus. Hij spreekt van “versnijdenis”, een woordspeling met ‘besnijdenis’, waarmee hij mensen bedoelt die door het weer invoeren van de wet kapotsnijden wat Christus tot stand heeft gebracht. Als dat gebeurt, wordt ook het christelijk getuigenis kapotgesneden.

De brief aan de Galaten is één groot betoog tegen deze ondermijning van het volmaakte werk van Christus op het kruis. In die brief lees je over het weer invoeren van allerlei praktijken van de wet in de christelijke gemeente, waaronder ook de besnijdenis. Dat ‘besnijden’ noemt Paulus hier ‘versnijden’. Paulus is scherp. Dat komt omdat hij scherp ziet dat zijn geliefde Filippenzen groot gevaar lopen verstrikt te raken in verkeerde leringen. Daarom is hij terecht scherp. Liefde is altijd scherp in het verdedigen van de personen die zij liefheeft tegenover gewetenloze lieden die proberen haar geliefden in het verderf te storten.

Wat de besnijdenis betreft, die is een door God gegeven zaak (Gn 17:9-14). Zij hoort bij het Joodse volk als een uiterlijk teken van het verbond van God met dat volk. Door dit over te hevelen naar de gemeente worden God en Zijn volk onrecht aangedaan en wordt Zijn Woord niet serieus genomen.

Fp 3:3. Voor de gemeente heeft de besnijdenis een geestelijke betekenis. Dat betoogt Paulus hier in Fp 3:3 (vgl. Rm 2:29). Jij hebt de geestelijke besnijdenis ondergaan door wat met Christus is gebeurd op het kruis (Ko 2:11). Toen Hij onder Gods oordeel over de zonde stierf, stierf jij daar met Hem. Met “wij zijn de besnijdenis” worden zij bedoeld die werkelijk van het kwaad gescheiden zijn. Paulus benadert het hier echter niet van de negatieve kant, maar van de positieve kant. Hij noemt drie kenmerken, die horen bij hen die ‘de besnijdenis’ zijn.

Ten eerste wordt van hen gezegd dat zij “[God] dienen door [de] Geest van God”. Dat maakt een einde aan alle vormendienst zoals die in de christenheid te zien is in bijvoorbeeld sacramenten, kerkorde en liturgie, waarbij met de Heilige Geest geen rekening wordt gehouden. Een godsdienst zonder de leiding van de Heilige Geest is een vormendienst die prima kan worden beleefd door niet-wedergeboren mensen.

Het tweede punt is het “in Christus Jezus roemen”. In het Oude Testament wordt in het eigen ‘ik’ geroemd. Ieder die nauwgezet de regels in acht neemt, krijgt roem. Maar de Geest richt ons hart op Christus.

Als derde kenmerk noemt hij “niet op vlees vertrouwen”. Het hele Oude Testament is gericht op een dienst in het vlees. Je moet het ‘vlees’ hier niet zozeer zien als het vlees van de zonde, waar de begeerten vandaan komen. Bedoeld wordt een godsdienst die tastbaar is en ook door ongelovigen kan worden beleden en waar ook eer aan kan worden behaald.

Fp 3:4. Paulus weet waarover hij spreekt. Als het om het vlees gaat, kan hij heel wat opsommen. In zeven punten noemt hij zijn voorrechten waarop hij zich zou kunnen beroemen. Vier voorrechten heeft hij gekregen zonder dat hij er iets voor heeft hoeven doen. Die zijn hem als het ware in de schoot geworpen. Je hebt namelijk geen enkele invloed op de ouders uit wie je geboren bent. De drie andere voorrechten zijn het gevolg van zijn eigen keuze en hebben te maken met zijn persoonlijke verdiensten.

Hij kan zich in al deze dingen met iedereen meten en zou dan ook nog op alle fronten winnaar zijn. Niet dat hij enig belang aan die overwinning hecht, integendeel. Hij levert deze voorrechten in. Hij beschouwt ze zelfs als vuilnis (Fp 3:8) in het licht van de heerlijkheid van de Man Die hem is verschenen toen hij op weg was naar Damascus (Hd 9:1-5). Het gaat hem net zoals Mozes, die ook alle schatten van Egypte en alle voorrechten van een koningszoon prijsgaf omdat hij de Onzichtbare gezien had (Hb 11:26-27). Tegelijk was Mozes daarmee een voorbeeld voor de Israëlieten. Hij gaf meer prijs dan iemand anders. Zo’n voorbeeld is Paulus ook. Hij heeft meer prijsgegeven dan jij en ik waarschijnlijk ooit zouden willen loslaten.

1. Fp 3:5. Als eerste noemt hij dat hij is “besneden” en waardoor hij is ingelijfd in het verbond dat God met Zijn volk heeft gesloten.

2. Hij is niet als vreemdeling door de besnijdenis aan dat volk toegevoegd, hij is door geboorte een Israëliet. Hij behoort tot het volk dat God onder alle volken Zich tot een eigen volk heeft uitverkoren met speciale zegeningen (vgl. Rm 9:4-5).

3. Binnen dat volk hoort hij bij de “stam van Benjamin”, waardoor hij een afstammeling van Jakob en diens lievelingsvrouw Rachel is.

4. Fp 3:6. Ook kan hij gerekend worden tot de “Hebreeën”. Deze naam wordt voor het eerst gebruikt voor Abraham (Gn 14:13a), als hij weggetrokken is uit zijn familie en in Kanaän gekomen is. Die naam betekent ‘doortrekker’. Dat Paulus deze naam noemt, wil zeggen dat hij als een ware en onvermengde afstammeling van Abraham in het land van de belofte woont.

Er is nog meer waarop hij zich kan beroemen. Dat zijn dingen die hij zich met een ongetemde ijver eigen heeft gemaakt en waarvoor hij zich met tomeloze energie heeft ingezet:

5. Hij kent de wet als geen ander en heeft er ook naar geleefd (Hd 26:5; Gl 1:14).

6. Zijn ijver voor de wet heeft hem tot “een vervolger van de gemeente” gemaakt. Hij vervolgde die ene, universele gemeente door plaatsen op te zoeken waar de gelovigen te vinden waren; waar ze als leden van die ene gemeente leefden in afhankelijkheid aan het Hoofd van Zijn gemeente, de Heer Jezus. Die Naam maakte hem razend (Hd 26:9). Waar hij maar kon, zou hij allen uitroeien die deze Naam eerden. Landsgrenzen telden voor hem niet (Hd 26:11).

7. Met al zijn wetskennis bleef hij ook in zijn vervolgen van de gemeente volkomen binnen de wet. Hij was onberispelijk. Hij leek op de rijke jongeling (Mk 10:17-20). Paulus en de rijke jongeling waren onberispelijk voor het oog van de mensen, maar dat waren zij niet in het oog van God (Pr 7:20).

Lees nog eens Filippenzen 3:1-6.

Verwerking: Zijn er dingen waarop jij je kunt beroemen?

Copyright information for DutKingComments