Proverbs 1:20-22

De Wijsheid roept

Nadat de vader aan het woord is geweest, komt nu de Wijsheid aan het woord. De vader heeft zijn zoon gewaarschuwd voor het gezelschap van de zondaars. Dat is gebeurd in de besloten sfeer van de huiselijke kring. Nu wordt door de Wijsheid tot de zondaars gesproken. Dat gebeurt in het openbaar. Vanaf Sp 1:20 klinkt een lange oproep van de Wijsheid aan de zondaars die buiten zijn.

Er is in Haar stem een aandrang te horen die niet op die manier in de stem van de vader te horen is. Zij richt Zich tot zondaars die hun keus al hebben gemaakt. We kunnen hierbij ook denken aan jonge mensen die de waarschuwingen van hun vader in de wind hebben geslagen. Zij zijn ondanks alle waarschuwingen toegetreden tot het slechte gezelschap van de zondaars en maken daarvan nu volledig deel uit. Toch laat de Wijsheid hen niet aan hun lot over, maar gaat hen na en houdt hun voor waar hun weg eindigt. Ze roept hen op zich te bezinnen en te bekeren om aan dat einde te ontkomen.

De Wijsheid wordt hier als een Goddelijke Persoon voorgesteld Die op openbare plaatsen (“buiten”, “op de pleinen”) luid roept. Er is veel rumoer om Haar heen, waardoor het gevaar groot is dat Haar stem niet wordt gehoord (Sp 1:21). Daarom verheft Zij Haar stem. Ze doet dat overal waar mensen druk bezig zijn met de dagelijkse dingen die een mens zo in beslag kunnen nemen. Maar het leven bestaat uit meer dan geld verdienen. Ze gaat zelfs naar de “ingangen van de poorten in de stad”, de plaats waar de mensen de stad binnenkomen om er handel te drijven en winst te maken. Daar bevinden zich ook de rechters die vaak alleen op hun eigen voordeel uit zijn. Daar spreekt Zij Haar woorden uit om de aanwezigen op te roepen zich te bekeren.

De Wijsheid begint met de klacht “hoelang?” (Sp 1:22). Deze vraag houdt in dat er een mogelijkheid is om terug te keren van de weg van de zondaar en tegelijk dat er een moment komt dat het niet meer mogelijk is. Na de vraag spreekt Ze drie groepen mensen aan. Ze richt zich tot “onverstandigen”, “spotters” en “dwazen”.

De onverstandige is de naïeve of onnozele persoon, iemand die niet nadenkt over het leven en het leeft zoals het komt. Hij gelooft alles, behalve God, en onderzoekt niets. Hij denkt niet aan God en aan de toekomst. Elke oproep die wordt gedaan om over het leven na te denken, wordt door hem beschouwd als een verstoring van zijn rust en een inbreuk op zijn privacy. Hij ziet het als een storende, onzinnige alarmering.

De spotter is de opstandige en cynische vrijdenker. Hij denkt dat hij alles weet en is zonder enige vrees of schaamte. Spijt kent hij niet. Hij is bot en ruw in zijn handelwijze en in zijn woorden. Elk fatsoen ontbreekt. Spotten is een lievelingsbezigheid van hem. Voor hem is godsdienst iets voor achterlijke mensen.

De dwaas is de moreel verdorven, ongevoelige goddeloze. Hij sluit zich af voor alles wat hem wijs en gelukkig zou kunnen maken. Van veel andere dingen heeft hij kennis, althans dat meent hij, maar van het begin van de echte kennis, de vreze des HEEREN, wil hij niets weten. De kennis van de andere dingen maakt hem blind en ongevoelig voor de ware kennis.

De Wijsheid roept hen allen op zich tot Haar bestraffing te keren, dat wil zeggen daar gehoor aan te geven (Sp 1:23). Als dat gebeurt, zal Zij Haar Geest over hen uitstorten en als gevolg daarvan zal Zij Haar woorden bekendmaken. Ze belooft dat de Bijbel, die tot nu toe een gesloten Boek is, voor hen zal opengaan en dat ze de inhoud zullen begrijpen. We hebben die Geest van wijsheid nodig om de woorden van God te begrijpen (vgl. Ef 1:17).

Copyright information for DutKingComments