Proverbs 1:28

Gevolgen van niet luisteren

Alle scheppingswerken blijven staan waar de Wijsheid hen heeft geplaatst en zij dienen Haar (Ps 119:90-91). Alleen de verstokte zondaars weigeren te reageren op de oproep van de Wijsheid en de plaats in te nemen die hen tegenover Haar past (Sp 1:24). Zij heeft Haar hand uitnodigend naar hen uitgestrekt gehouden (vgl. Js 65:2). Maar de zondaars hebben de allerbelangrijkste raad, die van de Wijsheid, verworpen (Sp 1:25).

Ook Haar “bestraffing”, die dient om hen tot Zich te trekken, heeft geen effect omdat zij die niet willen aanvaarden. Het is een bewuste, eigenwillige keus tegen de Wijsheid. De zondaars hebben alles ‘geweigerd’ wat de Wijsheid heeft aangeboden (Sp 1:24a), ze hebben ‘er geen acht op geslagen’ (Sp 1:24b), het ‘verworpen’ (Sp 1:25a) en ‘niet gewild’ (Sp 1:25b). Zij heeft hen zo lang verdragen, maar zij hebben die verdraagzaamheid veracht (Rm 2:4; Rm 9:22).

Na “omdat” van de Sp 1:24-25 volgt in Sp 1:26 “daarom”. Ze hebben de Wijsheid uitgelachen en ermee gespot. Daarom zal de Wijsheid over hen lachen bij hun ondergang. Haar lachen is een vreselijk lachen (Ps 2:4). Het is een verachtelijk lachen, omdat nu over hen komt waarvoor Zij hen heeft gewaarschuwd.

De Wijsheid heeft de zondaars geroepen, maar zij hebben niet geluisterd. Dan gebeurt het omgekeerde (vgl. Ez 8:18). De Wijsheid zal spotten wanneer de hardnekkige zondaars gegrepen zullen worden door hun angst (Jb 15:24; Dn 5:5-6; 30). Ze zullen door hun angst verwoest worden (Sp 1:27). Als door “een wervelwind” zullen ze ten onder gaan in “benauwdheid en nood”.

In Sp 1:28 wordt gezegd op welke manier de Wijsheid inhoud geeft aan Haar lachen en bespotten. Zij neemt afstand van de zondaars – alsof Zij hen niet langer kan verdragen – en spreekt nu niet meer tot hen, maar over hen tot anderen. Ze waarschuwt die anderen om niet het voorbeeld van de zondaars te volgen. De Wijsheid zal niet reageren op het hulpgeroep van de zondaars als zij in hun nood tot Haar zullen roepen, want zij wilden niet reageren toen Zij haar waarschuwingen tot hen riep. Het is een afschuwelijke zaak om door God verlaten te worden (Hs 9:12), hoeveel te meer als het ook nog een tijd van nood is (1Sm 28:15).

De Wijsheid verklaart waarom Zij niet naar de zondaars luistert als zij in nood tot Haar roepen. Het is “omdat zij de kennis hebben gehaat” (Sp 1:29). De onverstandigen willen dom blijven. De dwazen geven niet alleen de voorkeur aan dwaasheid, maar ze verachten ook de kennis. Ze willen gewoon niet onderwezen worden. Het is een bewuste keus om niet voor de vreze des HEEREN te kiezen. Wie zo zijn, missen het begin van de kennis; ze kunnen niet wijs worden en blijven daarom dwaas.

Ze hebben niet naar de raad van de Wijsheid willen luisteren die Zij hun voorhield (Sp 1:30). Al Haar bestraffingen, die ertoe dienden om hen tot luisteren te bewegen, “hebben zij verworpen”. Wie zo hardnekkig weigeren zich open te stellen voor de Wijsheid, zijn niet te helpen. Ze zullen erachter komen wanneer ze de bittere vruchten van hun eigenwillige weg te eten krijgen (Sp 1:31). Ze oogsten wat ze hebben gezaaid en krijgen wat ze verdienen en zelf willen (Gl 6:7-8). Ze zullen zat worden van de waanzin “van hun [eigen] opvattingen”.

Hoe dat gebeurt, wordt in Sp 1:32 verklaard. Het woord “want” geeft dat aan. Hun afvalligheid van de levende God betekent hun dood. De liefde van de dwazen voor hun zorgeloze rust is als een wiegend bootje dat op de rivier drijft en waarin ze liggen te slapen. Zonder dat ze er erg in hebben, drijft het bootje langzaam maar zeker naar de waterval waar het naar beneden stort en te pletter slaat. De rust die zij omarmen, is de rust van de dood. De eigenzinnigheid en zelfgenoegzaamheid van deze mensen zal hen doden en ombrengen.

Copyright information for DutKingComments