Proverbs 10:13

De mond van de rechtvaardige en de dwaas

“De mond van de rechtvaardige”, dat wil zeggen wat de rechtvaardige zegt, “is een bron van leven” voor wie naar hem luistert (Sp 10:11). Zijn woorden zijn weldadig en geven levenskracht. Een bron geeft telkens fris water. Dit is volmaakt waar van de mond van de Heer Jezus. Uit Zijn mond komen woorden van genade (Lk 4:22). Zijn woorden “zijn geest en zijn leven” (Jh 6:63).

We vinden het ook bij alle profeten die Gods Woord hebben gesproken. Al hun woorden van vermaning die zij namens God spraken, waren bedoeld om het volk van God het ware leven te laten leven. Hetzelfde geldt voor de mond van de nieuwtestamentische gelovige. Die is een bron van leven als hij zich in zijn woorden door de Heilige Geest laat leiden. Dan komen er uit zijn binnenste “stromen van levend water” voor anderen (Jh 7:38-39).

Wat de goddeloze zegt, heeft een totaal andere inhoud. Hij verspreidt geweld. Wat hij zegt, richt alleen maar schade bij anderen aan (Sp 10:6b). De kwaliteit van het leven wordt door hem verwoest. Waar hij is en zijn mond opendoet, wordt de atmosfeer vergiftigd. In plaats van verkwikking en leven zaait hij met zijn gepraat dood en verderf.

De goddelozen worden gedreven door “haat”, maar de rechtvaardige door “liefde” (Sp 10:12). Uit haat ontspringen twisten en ruzies. De woorden van de goddelozen zijn met geweld overdekt, maar de liefde van de rechtvaardige bedekt zonden door ze te vergeven. Liefde brengt vrede door vergeving, door de bedekking van “alle overtredingen”.

Er is een wezenlijk verschil tussen de overdekking of bedekking van Sp 10:11 en de bedekking van Sp 10:12. In Sp 10:11 gaat het om de bedekking zelf. Er wordt niets bedekt, maar zichtbaar en wel geweld. In Sp 10:12 wordt door de bedekking iets verborgen en weggenomen en wel alle overtredingen.

De Heer Jezus heeft in Zijn liefde alle overtredingen van wie in Hem geloven met Zijn bloed bedekt en daardoor vergeven. Liefde “rekent het kwade niet toe” (1Ko 13:5). Petrus past dit woord krachtig toe op onze onderlinge omgang als gelovigen die in de eindtijd leven (1Pt 4:7-8). Het bedekken van overtredingen of zonden doen we ook als we een zondaar van zijn dwaalweg terugbrengen (Jk 5:19-20).

Wie “wijsheid” zoekt, vindt die “op de lippen van de verstandigen” (Sp 10:13). Daar wordt wijsheid aangetroffen. Zoals wijsheid en lippen van de verstandigen bij elkaar horen, zo horen ook “de stok” en “de rug van [mensen] zonder verstand” bij elkaar. De enige taal die mensen zonder verstand verstaan, is de taal van de stok die op hun rug slaat als een bestraffing. Zij hebben anderen pijn gedaan met hun gepraat en krijgen als straf pijn toegediend.

Rehabeam, de dwaze zoon van Salomo, is iemand die als een man zonder verstand heeft gehandeld toen het volk om verlichting van de lasten vroeg. Hij luisterde niet naar verstandige raad, maar volgde een dwaas advies op. Daarom kreeg hij met de stok, dat is de tucht van God, te maken (1Kn 12:1-24).

“Wijzen” zijn een bergplaats van “kennis” (Sp 10:14). Zij kunnen op de juiste tijd bij de juiste gelegenheid het juiste naar voren brengen (Mt 12:35a; Mt 13:52). Wijzen kennen de waarde van het zwijgen. De kennis is een kostbare schat, die je niet zomaar te grabbel gooit. Ze strooien niet te pas en te onpas met woorden van wijsheid. De dwaas laat van zich horen op de meest ongelegen tijden en in de meest ongepaste situaties. Uit wat hij zegt, blijkt dat hij zichzelf naar de ondergang leidt.

Copyright information for DutKingComments