Proverbs 10:3

Gerechtigheid is leven

De volgende spreuk gaat over leven en dood (Sp 10:2). De goddeloze leeft voor het hier-en-nu en probeert zoveel mogelijk schatten in dit leven te bemachtigen. Hij doet dat op zijn eigen, goddeloze manier. Al die schatten zijn “schatten aan goddeloosheid”, schatten gekenmerkt door goddeloosheid. Dat kan zijn vanwege de goddeloze manier waarop ze zijn verkregen of vanwege de manier waarop ermee wordt omgegaan. Met deze door goddeloosheid gekenmerkte schatten denkt hij een aangenaam leven te kunnen leiden.

Maar die schatten baten hem niet als hij sterft. Om het met een bekend spreekwoord te zeggen: Gestolen goed gedijt niet. Welk nut heeft Achab gehad van het zich toe-eigenen van de wijngaard van Naboth (1Kn 21:4-24; 1Kn 22:39)? Welk voordeel hebben de dertig zilverlingen Judas opgeleverd voor het overleveren van de Heer Jezus (Mt 27:5)? Beiden zijn omgekomen in hun zonden.

Alleen “gerechtigheid redt van de dood”. In het bestuur van God zal het doen van gerechtigheid ons niet in de dood brengen, maar ons daarvan vrijwaren. We doen gerechtigheid als we ieder geven waar hij recht op heeft, zowel God als een mens. Dit kan alleen worden waargemaakt door iemand die de gerechtigheid van God in Christus bezit. Zo iemand bezit een schat van onschatbare waarde. Die schat staat los van alle aardse schatten. Wie die schat bezit, kan zonder angst de dood tegemoet zien, want de dood is voor hem van zijn verschrikking beroofd. Christus heeft de dood overwonnen.

Gerechtigheid is van veel grotere waarde dan aardse welvaart zeker als die ook nog eens oneerlijk is verkregen. Daarbij kan welvaart slechts voor een beperkte tijd worden genoten, op zijn langst tijdens het korte verblijf op aarde, terwijl gerechtigheid door de dood heen gaat om ook daarna genoten te worden.

De HEERE zorgt ervoor dat het een rechtvaardige aan niets ontbreekt (Sp 10:3). De Heer Jezus wijst Zijn discipelen op de vogels van de hemel waarvoor Hij zorgt. Vervolgens zegt Hij dat de Zijnen die vogels ver te boven gaan (Mt 6:25-26). Wie in verbinding met Hem leeft, krijgt van Hem wat hij nodig heeft. Ook al heeft hij gebrek, toch zal zijn ziel geen hongerlijden, want in zijn ziel heeft hij gemeenschap met God. Habakuk kan daarom zingen, terwijl hij gebrek aan alles heeft (Hk 3:17-19).

Goddelozen krijgen niets van God. Zij hebben ook nooit iets aan Hem gevraagd, maar hun bezit van anderen en bovenal van God gestolen. Hun begeerte stoot Hij weg. Een goddeloze is nooit tevreden, hij zegt nooit dat hij genoeg heeft, maar wil altijd meer. Zijn begeerten zijn ook boze begeerten, begeerten die hij wil bevredigen ten koste van anderen. Soms lukt hem dat ook, maar God zal het hem allemaal afnemen. Hij zal eeuwig moeten leven met onvervulde begeerten. Het is een van de kwellingen van de hel dat de goddelozen nooit zullen krijgen wat ze verlangen, omdat zij nooit naar God verlangden toen Hij hun Christus aanbood.

Copyright information for DutKingComments