Proverbs 11:1

Eerlijkheid in de handel

Dit vers gaat over het zakendoen, zoals dat op de markt en in de winkel gebeurt, dus in het alledaagse leven. God wil dat alle handel eerlijk gebeurt. Als dat niet gebeurt, is dat “een gruwel” voor Hem; als dat wel gebeurt, is dat “Hem welgevallig”. We zien hier Gods persoonlijke reactie op de manier waarop handel wordt gedreven. Het hanteren van “een bedrieglijke weegschaal” houdt in dat een van de leden van Zijn volk tekortgedaan wordt. God komt hier voor de misdeelde op. In Zijn ‘afweging’ van het gedrag van de verkoper hanteert Hij een absoluut eerlijke maat.

Er is niets in het dagelijkse leven waar Hij buiten staat. Het leven van Zijn volk in hun onderlinge omgang behoort Zijn eigenschappen te reflecteren. Alles behoort in overeenstemming met Zijn wil te gebeuren, dat wil zeggen in overeenstemming met Wie Hij is als licht en liefde. Dat geldt ook voor de handel.

Omdat het bij de handel om winst, om geld, gaat, zijn vooral daar de gevaren groot om oneerlijk te zijn. Iemand kan zomaar door geldzucht gedreven worden. Een beetje meer rekenen dan het product waard is, een beetje minder product leveren dan waarvoor is betaald, maakt de winst groter. God kent Zijn volk en wil daarom dat het “een zuivere weegschaal, een zuiver efa en een zuivere bath” gebruikt (Ez 45:10).

De hele Schrift door wordt oneerlijkheid in de handel veroordeeld (Lv 19:35-36; Dt 25:13-16; Am 8:5). God verbiedt het niet alleen, het is voor Hem een gruwel. God aanvaardt iemands handelwijze alleen als die eerlijk is. Hij let erop of wij product geven voor het geld dat we voor dat product vragen. Oneerlijkheid tiert welig als er met God geen rekening wordt gehouden. Een bedrieglijke weegschaal is letterlijk een ‘gewicht van bedrog’. Wie een bedrieglijke weegschaal gebruikt, ontbreekt het aan oprechtheid in het hart (Sp 11:20).

Eerlijk zijn wordt door God in de wet gekoppeld aan de verlossing van Zijn volk uit Egypte (Lv 19:35-36). Door de verlossing heeft Hij hen tot Zijn eigen volk gemaakt. Daarom moeten ze eerlijk zijn, zoals Hij dat is. Zo behoren ook wij, die tot de gemeente van God behoren, op grond van onze verlossing uit de wereld, eerlijk te zijn in ons zakendoen. Elk onrecht, elke oneerlijkheid, moet door ons worden vermeden (1Ko 6:8). Dat geldt niet alleen voor stoffelijke zaken, maar ook als we ons met geschillen of zonden moeten bezighouden. Leggen we dan een eerlijke norm aan, of laten we ons in onze afweging beïnvloeden door familie- of vriendschapsbanden?

Copyright information for DutKingComments