Proverbs 11:5

Gerechtigheid redt en leidt

Al bezit iemand al het goud en zilver van wereld, het is van geen enkele betekenis “op de dag van de verbolgenheid”, dat is de dag van de toorn van God over de zonde (Sp 11:4; Zf 1:18; Ez 7:19; Mk 8:37-38). ‘De dag van de verbolgenheid’ kan zowel de sterfdag als het toekomstige oordeel zijn. In dit leven kan met bezit een rechter worden omgekocht en een straf worden afgekocht. Maar zo werkt het niet bij God. Het enige waarop het op die dag aankomt, is of iemand verlost is door het bloed van het Lam (1Pt 1:18-19). Wie daardoor is verlost, heeft de gerechtigheid van God door het geloof in Christus. Alleen die “gerechtigheid redt van de dood”.

Gerechtigheid redt niet alleen van de dood, maar heeft ook grote praktische waarde voor het leven. Gerechtigheid maakt de weg van de oprechte recht (Sp 11:5). De oprechte is onomkoopbaar, onkreukbaar, altijd eerlijk. Dat blijkt uit zijn gerechtigheid, uit het doen wat recht is. Daardoor is zijn weg ook recht. Er is niets verdraaids of dubbelzinnigs in. Hij gaat een veilige en zekere weg door het leven. De weg die Jozef te midden van zijn broers en in Egypte ging, is daarvan een voorbeeld. Het is volmaakt waar van de Heer Jezus, de volkomen Oprechte, en het is ook waar voor ieder die Hem in oprechtheid volgt.

Wat de weg van de oprechte kenmerkt, ontbreekt totaal bij de goddeloze. Bij hem zien we het tegenovergestelde. Zijn goddeloosheid geeft hem geen enkele stabiliteit in het leven, maar veroorzaakt juist zijn val.

In Sp 11:6 is opnieuw sprake van “de gerechtigheid van de oprechten”. In Sp 11:5 is het enkelvoud, ‘de oprechte’, nu is het meervoud, ‘de oprechten’. Het gaat nu om de redding uit gevaarlijke, levensbedreigende situaties. De rechte weg van Sp 11:5 is een weg met gevaren. Dezelfde gerechtigheid die de weg recht maakt, helpt ook bij het overwinnen van moeilijkheden op die weg. De oprechten zoeken daarvoor hun hulp bij Hem Die de gerechtigheid heeft gegeven.

“De trouwelozen” ontbreekt het aan gerechtigheid en daardoor aan hulp in gevaren. Zij zien die gevaren niet eens, maar worden geleid door hun “begeerten”. Ze worden door hun begeerten “gevangen”, waardoor ze erin als in een gevangenis opgesloten zitten. Hun begeerten brengen hen tot het begaan van zonden, die hen omgeven als een net waaruit ze zichzelf niet kunnen bevrijden. Door dat net worden ze naar het oordeel gesleept en uiteindelijk naar de eeuwige dood.

Copyright information for DutKingComments