Proverbs 12:1

Kennis liefhebben en goedgunstigheid verkrijgen

Sp 12:1 is een goede illustratie van het gegeven dat liefde niet draait om een aangename emotie. Een “vermaning” accepteren is vaak niet eenvoudig. Om een vermaning te aanvaarden moet je die liefhebben. Dat doe je als je het belang ervan inziet. Het gaat er daarbij om of wij de uitdrukkelijke wil hebben om een vermaning te aanvaarden of dat we niet vermaand willen worden. Als we de wil hebben om vermaning te aanvaarden, zullen we vermaning liefhebben. Het is een liefde die geleerd moet worden. Het andere geval, een “bestraffing” haten, gebeurt vrijwel automatisch. Zo zitten we van nature in elkaar.

Wie geestelijk wil groeien, moet leren om “vermaning” of correctie te accepteren en daarvan te leren. Daarvoor is nodig zich vrijwillig als een leerling op te stellen tegenover iemand die hem vermaant. Het toont de nederige gezindheid van iemand die niet hoog van zichzelf denkt. Degene die hem vermaant, kan God zijn Die door Zijn Woord tot hem spreekt. God kan ook spreken door een mens, wie dan ook, of door een gebeurtenis.

“Wie vermaning liefheeft”, dat houdt in dat iemand ernaar verlangt vermaand te worden, bewijst dat hij “kennis” liefheeft. Vermaning wordt verbonden aan “kennis”. Het gaat om de kennis van God en Christus, dat is het kennen van Gods wil om tot Zijn eer te leven. Om kennis op te doen is inspanning door training nodig. Als het gaat om “de kennis van Jezus Christus, mijn Heer” (Fp 3:8), kan geen weg te zwaar en kunnen geen kosten te hoog zijn. Er is geen gemakkelijke weg naar geestelijke kennis. Eva koos de gemakkelijke weg en de zonde deed zijn intrede.

De tweede versregel begint met “maar”, wat aangeeft dat nu het contrast met de eerste versregel volgt. Er zijn twee contrasten: “haat” staat tegenover liefde en “onverstandig” tegenover kennis. “Wie bestraffing haat”, die verachtelijk weigert en verwerpt, handelt dom en stompzinnig als een dier dat geen verstand heeft. Haten wil zeggen een afkeer hebben van. Die afkeer komt uit het hoogmoedige hart dat niet van bestraffing wil weten. Wie bestraffing haat, toont het onverstand van een dier dat zich niet realiseert dat het tot zijn bestwil is als het pijn gedaan wordt.

“De goede” (Sp 12:2) is hij die door de genade van God goed is, want “er is niemand die goed doet, er is er zelfs niet één” (Rm 3:12b). “Niemand is goed dan één: God”, dat is de Heer Jezus (Mk 10:18). Wie Hem als zijn leven heeft, kan ook goed zijn en daardoor ook goed doen. De goede is vol goedheid, wat alleen door Gods Geest gewerkt kan worden. Goedheid is een onderdeel van de vrucht van de Geest (Gl 5:22).

De goede wil alleen wat God, de Goede, wil en wat door de Geest tot uiting komt. Dat levert hem “de goedgunstigheid van de HEERE” op. God verbindt Zich met hem, want in hem herkent Hij Zichzelf. Er is harmonie tussen de goede en de Goede. Dit geldt voor iedere gelovige die met God wandelt. Het geldt bovenal voor Christus. Hij is de volmaakt goede Mens en tevens de volmaakt goede God. Als Mens heeft Hij Gods goedgunstigheid verkregen.

Tegenover de man vol goedheid staat de man vol “listige plannen”. In zo iemand is geen goedheid, hij heeft geen leven uit God. Hij handelt naar zijn zondige natuur, wat blijkt uit de plannen die hij maakt om anderen te benadelen. Zo iemand verkrijgt niet de goedgunstigheid van God, maar een schuldigverklaring. Hier zien we dat niet alleen een zondige daad iemand schuldig voor God maakt, maar ook het hebben van listige plannen. Absalom was een man vol listige plannen die erop uit was zijn vader David van de troon te stoten en de macht te grijpen (2Sm 15:2-6).

Copyright information for DutKingComments