Proverbs 13:22

Het goede of het kwade krijgen

“Het kwaad” wordt in Sp 13:21 gezien als een persoon die “de zondaars” op de hielen zit, met de gedachte dat het kwaad hen ook zal inhalen. “De rechtvaardige” zal “het goede” van mensen ontvangen vanwege zijn gerechtigheid.

Het kwaad is het boze, het verkeerde, het ongeluk, de ramp. Sommige mensen spreken in zulke gevallen ook wel over ‘pech’. Dat geeft aan dat men Goddelijke controle over de dingen uitsluit, alsof iemand wordt getroffen door het onpersoonlijke ‘lot’. Het tegenovergestelde is dan ‘geluk’ hebben.

Dit vers is soms waar in het leven, maar altijd waar in de eeuwigheid. In het hiernamaals worden de scheve verhoudingen rechtgetrokken die er op aarde kunnen zijn. De rijke man had het goede ontvangen tijdens zijn leven en Lazarus het kwade. Dat is na de dood omgekeerd. Abraham wijst de rijke man daarop (Lk 16:25).

Als iemand sterft, gaat de erfenis niet naar de kleinkinderen, maar naar de kinderen. Toch kunnen grootouders ook een erfenis voor de kleinkinderen nalaten (Sp 13:22). Wat kunnen kleinkinderen dan erven? Bij een erfenis hoeft het niet noodzakelijk om geld of stoffelijk bezit te gaan. Iemand heeft gezegd dat het slechtste wat je voor je kinderen kunt doen, is een hoop geld voor hen nalaten. Wat “de goede [mens]” voor zijn kleinkinderen kan nalaten, is zijn Godvrezendheid en zijn goede voorbeeld (Ps 103:17).

Hoe herinneren onze kleinkinderen ons? Ze kunnen de rechtvaardige beginselen ‘erven’, dat wil zeggen overnemen, die ons gedrag hebben bepaald en daar zelf ook naar gaan leven. Alle gebeden die we voor hen hebben gedaan, zijn een grote erfenis die we nalaten.

Goddelijke gerechtigheid bepaalt de uiteindelijke bestemming van een vermogen dat iemand nalaat. Het vermogen komt niet in handen van de zondaars, maar in handen van de rechtvaardigen. Wat de zondaar als zijn vermogen beziet, zal na zijn dood overgaan in de handen van de rechtvaardige die er op de goede manier mee om weet te gaan (vgl. Ps 49:11). Dit zal in zijn volheid in het vrederijk vervuld worden, als alle goddelozen geoordeeld zijn (Js 61:6).

Als “ongeploegd land” wordt bewerkt, dat wil zeggen dat het land omgeploegd wordt, geeft het “veel voedsel” aan de armen (Sp 13:23). De armen hoeven geen honger te lijden, want de aarde levert genoeg op voor iedereen. Dat zou de situatie zijn als de rijken rechtvaardig waren. Maar door de zonde is de praktijk dat door gebrek aan recht wordt weggenomen wat harde arbeid heeft opgeleverd. De armen worden verdrukt en uitgebuit. Er is geen gebrek aan voedsel, maar er is gebrek aan recht (Jk 2:6; Jk 5:4).

Copyright information for DutKingComments