Proverbs 15:13

Een vrolijk, verstandig en blijmoedig hart

De emotionele toestand van een persoon, wat hij in zijn ziel beleeft, heeft een duidelijk effect op zijn geest. Als iemand “een vrolijk hart” heeft, is dat op zijn gezicht te zien (Sp 15:13). Wie op weg is om zijn geliefde te ontmoeten, zal een vrolijk hart hebben. De blijdschap van die ontmoeting zal van zijn gezicht afstralen. Zo is het met een hart dat vervuld is van de Heer Jezus en met Hem leeft. Er is vreugde over de verlossing van zonden en het oordeel daarover en over de aanstaande ontmoeting met Hem.

Als een hart vervuld is van zorg, maakt dat de “geest neerslachtig”. De woorden die hier worden gebruikt, benadrukken de pijn en de depressie met een gedachte van wanhoop. Een neerslachtige geest geeft een droevige gezichtsuitdrukking. Nehemia had “hartenleed”, wat op zijn gezicht te lezen stond (Ne 2:2; Gn 40:6-7). Bij Hanna veranderde haar gezicht van neerslachtig in blij nadat zij de verzekering had ontvangen dat haar gebed om een zoon zou worden verhoord: “Zij at [weer] en haar gezicht stond bij haar niet meer [als voorheen]” (1Sm 1:18b). Zo kunnen ook wij onze zorgen, die ons neerslachtig van geest maken, in gebed bij de Heer brengen. Dat geeft een verandering ten goede in onze gemoedsstemming.

Ook hier geldt dat dit algemeen is gesteld, zonder de garantie dat dit altijd en direct gebeurt. Er kunnen situaties zijn dat iemand depressief is en (lange tijd) blijft, hoewel hij alles bij de Heer brengt. Dat kan allerlei oorzaken hebben, die wij niet altijd begrijpen. Dat is zo als het onszelf overkomt en zeker als het anderen overkomt. Job heeft lange tijd geen vrolijk hart gehad en niet met een blij gezicht rondgelopen. Pas toen God met hem aan Zijn doel was gekomen, is daarin een totale verandering gekomen (Jb 42:6-17).

Tegenover “een verstandig hart” staat “de mond van dwazen”, tegenover “zoekt” staat “voedt” en tegenover “kennis” staat “dwaasheid” (Sp 15:14). Zowel de verstandige als de dwaas is erop uit zijn geest met iets te vullen. Wie verstandig van hart is, verlangt naar kennis. Wie kennis heeft, verlangt naar meer kennis. Het gaat om kennis over hoe het leven geleefd moet worden naar de gedachten van God. Als een hart dat zoekt, toont dat wijsheid aan.

In het hart van dwazen is het verlangen naar die kennis niet aanwezig. Hij zoekt wel wat ‘te eten’. Vandaar dat er wordt gesproken over “de mond van dwazen” en over voeden. ‘Voeden’ is grazen zoals vee dat doet en wijst op het tevreden zijn van de dwaas met voer van het merk ‘dwaasheid’ (vgl. Js 44:20).

Wat iemand zoekt, blijkt onder andere uit wat hij leest en waar hij naar kijkt. Een verstandig hart heeft “geproefd … dat de Heer goedertieren is” (1Pt 2:3) en verlangt daarom “naar de redelijke, onvervalste melk” van het Woord van God (1Pt 2:2). De dwazen voeden hun geest met verdorven lectuur en ze kijken naar slechte films. Ze grazen als het stompzinnige vee in bevuilde weiden en slokken zonder enige filtering de dwaasheid van deze weiden op.

Het leven kan ellendig of aangenaam zijn, afhankelijk van iemands omstandigheden en geaardheid (Sp 15:15). “Een ellendige” is iemand die zich alle dagen innerlijk ellendig voelt. Al die dagen “zijn slecht”. Hij kan nergens enige blijdschap in vinden, want van binnen voelt hij zich ellendig. Wat er ook wordt geprobeerd om hem op te vrolijken, de ellende overheerst zo, dat hij alleen ellende ziet. Alles is slecht. Niets smaakt, niets maakt blij. Hij is er voortdurend slecht aan toe.

Er is ellende als we er niet aan toe komen onze hulp in God te vinden. Jakob zei tegen de farao: “Weinig [in getal] en [vol] kwaad zijn mijn levensjaren geweest” (Gn 47:9). Dat is omdat zijn leven vol was van het gaan van eigen wegen, zonder God te vragen hem te helpen. Naomi is, met haar man Elimelech, ook een eigen weg gegaan. Ze getuigt ervan dat zij daarin “grote bitterheid” heeft ervaren (Ru 1:20-21).

Wie “een blijmoedig hart” heeft, ziet en leeft het leven in het licht van de zon, dat wil zeggen in het licht van de Heer Jezus, Die “de Zon der gerechtigheid” wordt genoemd (Ml 4:2). Het leven is voor een blijmoedig hart een voortdurende feestmaaltijd. We hebben een blijmoedig hart als we blij in de Heer zijn en leven in gemeenschap met Hem. Zelfs slechte dagen zullen de blijmoedige gemoedstoestand niet kunnen aantasten. Als er van binnen blijdschap is, kunnen uiterlijke omstandigheden die blijdschap niet wegnemen.

De profeet Habakuk getuigt daarvan. Al ziet hij om zich heen een troosteloze dorheid en leegte, hij getuigt en zegt: “Ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil” (Hk 3:18). Ons wordt een voortdurende maaltijd door de Heer Jezus aangeboden in Hemzelf (Jh 6:35). Hij wil met ons maaltijd houden en wij mogen met Hem maaltijd houden als we ons hart openstellen voor Hem (Op 3:20).

Copyright information for DutKingComments