Proverbs 18:17

Een rechtszaak, geschillen en ruzies

De eerste versregel van Sp 18:17 bevestigt de algemene ervaring dat wie als eerste zijn rechtszaak uiteen mag zetten, gelijk lijkt te hebben. Maar voordat we hem “rechtvaardig” verklaren, moet zijn naaste gehoord worden en moet deze zijn visie op het geschil kunnen geven. Deze spreuk herinnert ons eraan dat er twee partijen in een geschil zijn – over bijvoorbeeld iets zakelijks, huiselijks of godsdienstigs – en dat beide partijen in een geschil moeten worden gehoord.

Dit is een andere waarschuwing tegen een voortijdig oordeel (Sp 18:13). Eerst moeten alle feiten bekend zijn. Daar komen we alleen achter als we beide zijden horen. Er moet hoor en wederhoor plaatsvinden. Pas als beide partijen zijn gehoord, kan er een rechtvaardig oordeel volgen (Dt 1:16). Ieder moet de zaak vanuit zijn gezichtspunt kunnen voorstellen.

De eerste kan heel overtuigend zijn verhaal doen, maar als de tweede zijn verhaal doet, kan blijken dat de zaak toch genuanceerder ligt dan we na de eerste spreker dachten. Dat moet de opstelling zijn in alle gevallen waarin een verschil van mening is. Dat kan bijvoorbeeld zijn in een gezin tussen de kinderen onderling, tussen echtgenoten en tussen broeders en zusters van een plaatselijke gemeente.

Sp 18:18 zou een geval kunnen betreffen waarin beide partijen van Sp 18:17 aan het woord zijn geweest, maar waar geen duidelijkheid is gekomen over de vraag wie gelijk heeft. Het is een geschil tussen “de machtigen”, mensen die een belangrijke positie innemen. Ze kunnen beiden hun rechtszaak met verve verdedigen. Dan blijft het lot over om scheiding tussen deze machtigen te maken in de zin van een oplossing van het geschil, waarbij er een in het gelijk wordt gesteld.

Als beide partijen erkennen dat God door het lot het geschil tot een einde brengt (Sp 16:33) en de uitslag aanvaarden, is het geschil uit de wereld. Dat is beter dan dat het aankomt op een krachtmeting, waarvan anderen altijd het slachtoffer zijn. Vandaag hebben we Gods Woord en Gods Geest en geestelijk gezinde gelovigen die in een rechtszaak een uitspraak kunnen doen (1Ko 6:1-8).

Er zijn echter ook geschillen waar zelfs het lot geen kans krijgt om voor een oplossing te zorgen. Dat is in het geval dat een broeder “onrecht is aangedaan” (Sp 18:19). Dat onrecht is de broeder tijdens een ruzie aangedaan. Toen is hij behandeld op een manier die hem zo diep heeft gekwetst, dat hij zich heeft teruggetrokken en zich heeft afgesloten voor alle contact.

Hij “is erger dan een sterke stad”, wat wil zeggen dat een sterke stad gemakkelijker is in te nemen dan dat hij benaderd kan worden om het onrecht ongedaan te maken. De stad waarin hij zich heeft opgesloten, is een vesting. De ruzies die aan het onrecht ten grondslag liggen, “zijn als een grendel van een vesting”. Dat betekent dat hij de toegang tot zijn hart heeft gebarricadeerd.

Deze spreuk is een waarneming zonder commentaar. Voor ons is het een aansporing een broeder geen onrecht aan te doen, waardoor hij in een dergelijke gezindheid terecht zou komen. Komt een broeder, of een zuster, toch in een dergelijke gezindheid, dan mag het niet bij een waarneming of constatering blijven. De liefde zal er alles aan doen om de verongelijkte broeder te winnen en te herstellen in zijn relatie met de Heer en met zijn medebroeders en -zusters.

Copyright information for DutKingComments