Proverbs 21:21

De wijze is spaarzaam en leeft

“Een wijze” (Sp 21:20) leeft met het oog op de toekomst gericht, terwijl hij ook bij de dag leeft. Er ligt in zijn woning “een begerenswaardige schat en olie” waarvan hij elke dag gebruikt, terwijl hij weet dat wat hij heeft ook genoeg is in toekomstige tijden van gebrek. Dat komt omdat hij verder en vooral hoger dan deze middelen kijkt. Hij ziet dat hij ze uit Gods hand ontvangt.

De wijze kan een arme zijn die in een hut woont. De begerenswaardige schat is niet zozeer een hoop goud of zilver, maar kan een beetje brood zijn, met daarbij het vertrouwen op God dat Hij hem elke dag de hoeveelheid brood zal geven die hij die dag nodig heeft (Mt 6:11). De olie ziet niet op een grote voorraad olie die hij later kan verkopen, maar op een klein beetje waarvan hij vertrouwt dat het genoeg is voor wat hij die dag nodig heeft en ook later nodig zal hebben. Kortom, de wijze vertrouwt op God.

De weduwe in Zarfath was zo’n wijze (1Kn 17:11-15). Ze had een beetje meel en een beetje olie in huis, maar ook de man van God. Hij zorgde ervoor dat het meel en de olie niet opraakten, omdat de vrouw hem geloofde. Zo hebben wij een begerenswaardige schat en olie in huis als we alles in ons huis aan de Heer Jezus geven. Dan zal Hij ervoor zorgen dat het ons aan niets ontbreekt.

De dwaas denkt niet aan de toekomst. Hij heeft ook een begerenswaardige schat en olie, maar geen Godsvertrouwen. Daarom jaagt hij alles wat hij heeft erdoor. De wijze leeft hier-en-nu, maar met het oog gericht op de toekomst; de dwaas leeft alleen voor het hier-en-nu. De dwaas laat het geld als zand tussen zijn vingers door glippen. Hij beziet zijn bezit niet in het licht van de toekomst en daarom verspilt hij het. Zijn motto is ‘wie dan leeft, wie dan zorgt’, maar hij bedenkt niet dat hij ‘dan’ God zal ontmoeten en zich voor Hem zal moeten verantwoorden voor wat hij met zijn bezit heeft gedaan.

Wie iets “najaagt” (Sp 21:21), is overtuigd van de waarde ervan en dat het de moeite waard is om zich daar helemaal voor in te zetten. De wijze is overtuigd van de waarde van “gerechtigheid en goedertierenheid”. Gerechtigheid is het geven aan God waarop Hij recht heeft en aan mensen waarop zij recht hebben. Het is handelen overeenkomstig het recht. “Goedertierenheid” wijst op een gezindheid van goedheid. Ze gaan in God op volmaakt evenwichtige wijze samen. Ze moeten ook in de rechtvaardige samengaan.

Wie deze twee kenmerken najaagt, zal het ware “leven” vinden en beleven, zowel nu als in de eeuwigheid. Het ware leven is leven in gemeenschap met God, zoals Christus dat heeft gekend toen Hij op aarde was. Daarnaast vindt hij ook “rechtvaardigheid”. Hij weet zich volledig door God aanvaard. Het gaat hier niet om het verkrijgen van een positie voor God, want die kan niet worden verdiend. Het gaat hier om het besef van de zegen om in Gods tegenwoordigheid te kunnen zijn. De basis daarvan is het werk van Christus. Ten slotte vindt hij ook “eer”. God eert hem voor zijn inzet (vgl. Jh 12:26).

Dit ‘najagen’ kan niemand in eigen kracht. Het kan alleen gebeuren door de Heilige Geest Die in het nieuwe leven dit najagen bewerkt. Tegen Timotheüs wordt ook gezegd dat hij moet jagen naar gerechtigheid en nog een aantal andere kenmerken. Als hij dat doet, zal hij het ware, het eeuwige leven grijpen (1Tm 6:11-12). Timotheüs was een gelovige, maar het gaat erom dat het nieuwe leven ook door hem wordt geleefd. Dat is ook wat Salomo hier bedoelt.

Copyright information for DutKingComments