Proverbs 21:28

De huichelaar komt om

God verafschuwt “het offer” of de aanbidding “van goddelozen” omdat zij zonder erkenning van hun zonden bij God komen en daarom zonder gerechtigheid voor God zijn (Sp 21:27; Jr 6:20; Am 5:21-24). Het offer dat of de aanbidding die zo iemand brengt, is niet alleen onaanvaardbaar voor God, Hij gruwt ervan. God vereist eerst van de aanbidder ware bekering en het voornemen om rechtschapen te leven. “De offers voor God zijn een gebroken geest; een verbrijzeld en verslagen hart zult U, o God, niet verachten” (Ps 51:19).

Hypocriete aanbidding is al erg genoeg; aanbidding “met een schandelijke bedoeling” is helemaal verwerpelijk. God wil geen daden van aanbidding zonder berouw en Hij verafschuwt ze helemaal van iemand die denkt dat hij met zijn offer God kan omkopen om hem zijn verlangens te geven. ‘Voor wat hoort wat; ik breng God een offer – ik geef bijvoorbeeld geld aan de kerk of bezoek af en toe een zieke –, dan moet Hij mij geven wat ik wil of in elk geval ervoor zorgen dat mij niets overkomt.’ Schandelijke bedoelingen zijn voor God een grote gruwel.

De huichelaar van Sp 21:27 staat tegenover God. De huichelaar in Sp 21:28 staat tegenover mensen. “Een leugenachtige getuige” is iemand die bewust een vals getuigenis tegen iemand aflegt. Hij zal omkomen. God zal hem oordelen. Als voor mensen blijkt dat hij een vals getuigenis heeft afgelegd, zal hij op aarde al door de rechter worden geoordeeld.

Tegenover de leugenachtige getuige staat in de tweede versregel “iemand die luistert”. Zo iemand is een ware, betrouwbare getuige. De man die voortdurend eerst luistert naar wat er wordt gezegd over een zaak waarin hij moet getuigen, die niets zegt dan wat hij heeft gehoord of gezien, kan voor altijd getuigen. Hij is betrouwbaar, hij mag telkens in voorkomende gevallen getuigen. Omdat hij weet en begrijpt wat de waarheid is, hoeft hij nooit te zwijgen. Niemand zal hem kunnen weerspreken of weerleggen.

Stéfanus was zo’n getuige. Hij heeft geluisterd naar Gods stem door Zijn Woord. De wijsheid en de geest waarmee hij sprak, waren niet te weerstaan (Hd 6:10). Ook nadat hij is gestorven, spreekt hij nog (vgl. Hb 11:4). Bovenal is de Heer Jezus de trouwe en waarachtige Getuige. Hij heeft altijd naar God geluisterd en mag daarom altijd spreken. Hij is de waarheid en spreekt de waarheid.

“Een goddeloze man” geeft de indruk een overtuigd man te zijn (Sp 21:29). Zijn gezicht is van staal. Hij schaamt zich nergens over en weet niet van blozen (Jr 6:15; Jr 8:12). Het verharde gezicht weerspiegelt een verhard, onbekeerlijk hart (Js 48:4; Jr 5:3; Ez 3:7). Met een uitgestreken gezicht vertelt hij de grofste leugens en bedrijft hij de gruwelijkste daden. Uit de tweede versregel blijkt dat een goddeloze man een weg gaat die geen enkel houvast biedt, hoe krachtig hij zich ook voordoet. Hij zal wegzakken in peilloos diepe ellende als hij door God wordt geoordeeld.

“Een oprechte, die versterkt zijn weg” omdat hij omhoog kijkt, naar God, en Hem om leiding vraagt. Hij stelt zich afhankelijk en zwak op. Daardoor is hij sterk, want God geeft hem kracht. Gods welgevallen rust op hem. De Heer Jezus is ook hier het volmaakte voorbeeld. In Zijn navolging zien we ook in Paulus een voorbeeld. Hij was oprecht (2Ko 1:17) en erkende dat hij afhankelijk was van genade: “Wanneer ik zwak ben, dan ben ik sterk” (2Ko 12:10).

Copyright information for DutKingComments