Proverbs 23:3

Aan tafel met een heerser

Salomo waarschuwt zijn zoon om zich in acht te nemen als hij wordt uitgenodigd door een heerser om met hem te eten (Sp 23:1). Hij kan zich gevleid voelen dat de heerser hem uitnodigt. Daarbij kan hij zich ook nog laten misleiden door de rijk gedekte tafel met het heerlijke eten dat je doet watertanden als je ernaar kijkt. Hij moet echter niet kijken naar ‘wat’ hij voor zich heeft, dat heerlijke eten, maar naar “wie” hij voor zich heeft, de heerser.

Met dat in gedachten moet hij ‘een mes op zijn keel zetten’ (Sp 23:2). Dat geldt vooral in het geval hij “een gulzig mens” is. Het gebruik van lekker eten is niet verkeerd, de begeerte ernaar wel. Het eten dat voor hem op tafel staat, ziet er heel aantrekkelijk uit. Daarbij komt dat hij honger heeft en er zo wel op zou willen aanvallen. De vader kent het gevaar dat je jezelf dan niet meer in de hand hebt en begint te schransen. Je bent dan een dubbele gevangene. Je bent een gevangene van je gulzigheid en je bent een gevangene van de heerser. Je hebt je in zijn tegenwoordigheid laten gaan.

Daarom klinkt de vermaning tot de zoon dat hij ‘een mes op zijn keel moet zetten’, wat zoveel betekent als ‘beteugel je eetlust’ of ‘beheers je’. Het houdt in dat je je gulzigheid bedreigt met de dood. De vermaning is dat je beter je mes op je keel kunt zetten dan in het vlees dat op tafel staat. Het komt neer op wat de Bijbel zelfoordeel noemt. De Heer Jezus roept daartoe op als Hij spreekt over het uitrukken van het oog en het afhakken van de hand, zodra wij in de verleiding terechtkomen om iets slechts te doen of naar iets slechts te kijken (Mt 5:29-30; Mt 18:8-9; 1Ko 9:24).

De reden voor de waarschuwing en vermaning van de Sp 23:1-2 wordt gegeven in Sp 23:3. De “smakelijke gerechten” zijn een lokaas om iets van hem gedaan te krijgen of iets van hem te weten te komen of om zich van zijn steun te verzekeren. Laat hij er niet belust op zijn, “want het is bedrieglijk voedsel”. De uitnodiging voor de maaltijd is niet gedaan omdat hij zo’n belangrijke gast is, maar om hem in een goede stemming te brengen en dan iets van hem gedaan te krijgen. Er zitten egoïstische motieven achter.

Daarom moet hij, zoals gezegd, niet kijken naar wat hij (aan heerlijk voedsel) voor zich heeft, maar naar wie hij voor zich heeft. Omdat Eva er niet op lette wie ze voor zich had en alleen keek naar wat ze voor zich had, is de zonde in de wereld gekomen (Gn 3:1-6). Omdat wij niet beter zijn en ook voor ons de verleiding groot is om op een dergelijke uitnodiging in te gaan en op een dergelijke maaltijd aan te vallen, is het nodig dat we bidden om bewaring, zoals David deed (Ps 141:4).

We kunnen ‘bedrieglijk voedsel’ ook toepassen op valse leringen over Gods Woord. Valse leraren kunnen hun valse leringen over God op ‘smakelijke’ wijze voorstellen. Het klinkt bijvoorbeeld heel aantrekkelijk dat God liefde is en dat Hij toch niet zo onbarmhartig zal zijn een mens eeuwig in de hel in de eeuwige pijn te laten zijn. Die valse lering is heel ‘smakelijk’ voor veel mensen die daardoor de valse leer van de ‘alverzoening’ in hun hart opnemen waardoor ze in hun denken vergiftigd worden.

Copyright information for DutKingComments