Proverbs 25:21-22

Een vijand beschaamd maken

God wil dat wij iemand die ons haat vriendelijk behandelen. Door onze hater tegengesteld te behandelen aan de manier waarop hij ons behandelt, handelen we in overeenstemming met Wie God is (Sp 25:21). Zo handelt Hij ook met de mens en zo heeft Hij ook met ons gehandeld toen wij Hem nog niet kenden. Hij wil dat wij onze hater de meest elementaire levensbehoeften, “brood” en “water”, geven als hij daaraan behoefte heeft. In de manier waarop Elisa de koning van Syrië behandelt, zien we hiervan een prachtige illustratie (2Kn 6:18-23).

Het woord “want” waarmee Sp 25:22 begint, geeft de reden aan waarom wij zo moeten handelen als in het vorige vers staat. Door iemand die ons haat goed te doen in plaats van het kwaad dat hij ons doet met kwaad te vergelden, hopen we “[vurige] kolen op zijn hoofd”. Vurige kolen op iemand hopen heeft niet als doel hem te verteren, maar hem te laten smelten. Het beeld van de “[vurige] kolen” vertegenwoordigt gewetenswroeging, die gemakkelijker ontstaat door vriendelijkheid dan door geweld. Deze gloeiende kolen veroorzaken de scherpe pijn van berouw door middel van spijt over de haat die hem bezielde (Sp 18:19; Sp 20:22; Sp 24:17; 1Sm 24:18-20). Paulus citeert deze verzen in Romeinen 12 (Rm 12:20).

God verbindt aan dit handelen de belofte van een vergelding in de zin van een vergoeding. We geven iets weg, het kost ons iets, en dat nog wel aan onze vijand. Daardoor worden we echter niet armer, maar veel rijker. God vergeet niet dat wij dit hebben gedaan en zal dat compenseren. Als wij handelen met onze vijanden zoals God dat doet met Zijn vijanden, is dat Hem welgevallig. Wat we daarin investeren, zal Hij vergoeden. De Heer Jezus heeft het voorbeeld gegeven.

Copyright information for DutKingComments