Proverbs 26:15

De luie dwaas

De Sp 26:13-16 gaan over de luiaard (Sp 6:6-11; Sp 24:30-34). We zien een toenemende passiviteit. Eerst komt hij zijn huis niet uit (Sp 26:13). Daarna komt hij zijn bed niet uit (Sp 26:14). Ten slotte haalt hij zelfs zijn hand niet uit een schotel voedsel (Sp 26:15). Er zit helemaal geen beweging in en er is ook geen beweging in te krijgen.

Hij maakt zichzelf wijs dat de omstandigheden niet toelaten dat hij werkt (Sp 26:13). De luiaard is werkschuw, en wie werkschuw is, verzint de meest absurde excuses om niet te werken (Sp 22:13). Hij ziet overal gevaar, op de weg en op de pleinen. Hij ziet overal de tegenstand van de duivel, van wie de leeuw een beeld is (1Pt 5:8), die hem verhindert te werken. Het werkelijke excuus is echter niet angst, maar luiheid.

De luiaard is net zo vast aan zijn bed verbonden als “een deur op zijn scharnier” (Sp 26:14). Hij kan net zo onmogelijk van zijn bed los komen als een deur van zijn scharnier. De luiaard scharniert als het ware op zijn bed. Zoals een deur heen en weer beweegt, maar niet van zijn plaats komt, zo wentelt de luiaard zich van zijn ene op zijn andere zijde. Een deur heeft nog een functie, hij gaat open en dicht, terwijl de luiaard functieloos blijft liggen.

De luiaard is zelfs te lui om het voedsel dat hij in zijn hand heeft genomen, “naar zijn mond te brengen” (Sp 26:15). In Spreuken 19:24 staat eenzelfde soort vers, maar net iets vager. Hier wordt het sterker gezegd. Het steken van zijn hand in de schotel heeft hem zoveel energie gekost, dat hij er uitgeput van is. De wijze steekt hier de draak met de luiaard. Het is een lachwekkende voorstelling van zaken. Het is ook de bedoeling van de overdrijving om de luiaard duidelijk te maken dat hij zichzelf belachelijk maakt.

We kunnen hierin een beeld zien van mensen die te lui zijn om Gods Woord te onderzoeken. Ze weten er wel wat van, ze steken hun hand erin, ze kunnen wel een tekst citeren – natuurlijk eentje die hun goed uitkomt –, maar ze eten er niet van. Het bestuderen ervan is te veel werk.

De luiaard is gevuld met eigenwaan (Sp 26:16). Hij is zeer ingenomen met zijn luiheid en acht zijn levensopvatting beter dan die van hen die zich inspannen om levenswijsheid te krijgen en daardoor verstandig worden. Dat zijn in zijn ogen domme mensen. Werken is voor de dommen, zo vindt hij. Natuurlijk vindt hij zijn luiheid volkomen gerechtvaardigd. Hij houdt de hele dag siësta en predikt dat als het hoogste goed voor zichzelf.

Hij gelooft zo heilig in zijn eigen wijsheid, dat niemand hem van iets anders kan overtuigen. Zelfs zeven (wijze) mensen – dat symboliseert een volheid aan wijsheid (Ea 7:14; Es 1:14-15) – zijn niet in staat hem de dwaasheid en het asociale van zijn luiheid te laten inzien. Zijn luiheid heeft zijn verstand van hem weggenomen. Hij is voor geen rede vatbaar. Het verstandige weerwoord van zeven wijze mensen komt niet bij hem binnen. Elke vermaning in zijn richting wordt geblokkeerd door zijn zelfingenomenheid.

Copyright information for DutKingComments