Proverbs 26:5

Wanneer je een dwaas niet of wel moet antwoorden

Na een instructie in Sp 26:3 hoe er met de dwaas moet worden gehandeld, volgt in de Sp 26:4-5 een instructie hoe er met de dwaas moet worden gesproken. De twee verzen lijken veel op elkaar en lijken elkaar op het eerste gezicht tegen te spreken. Maar wat een tegenstrijdigheid lijkt, blijkt bij nader inzien volmaaktheid te zijn. Het komt aan op goed lezen.

In Sp 26:4 is de aanwijzing “een dwaas niet naar zijn dwaasheid” te antwoorden. De tweede versregel verklaart waarom dat niet moet gebeuren. Het gaat hier om het gevolg voor hem die zou antwoorden. Geef je hem antwoord, dan word je aan hem gelijk. Als je op hem reageert, word je zelf een dwaas. Dit gebeurt als je in je antwoord afdaalt tot zijn niveau van denken. Dat moet je daarom niet doen. Verlaag je niet tot het niveau van de dwaas door zijn dwaze vraag te beantwoorden en met hem te discussiëren alsof hij een verstandig mens was.

We kunnen deze vermaning toepassen op wat Paulus aan Timotheüs voorhoudt: “En verwerp de dwaze en ongerijmde twistvragen, daar je weet dat zij twisten verwekken” (2Tm 2:23). We moeten niet op dwaze en ongerijmde twistvragen ingaan, want anders werken we mee aan het veroorzaken van twist.

In Sp 26:5 is de aanwijzing “een dwaas naar zijn dwaasheid” te antwoorden. De tweede versregel verklaart waarom dat wel moet gebeuren. Het gaat hier om het gevolg voor de dwaas. Wie een dwaas bestraft, ontmoedigt hem hoog van zichzelf te denken.

Dat deze twee verzen bij elkaar zijn gezet, heeft als doel te laten zien dat de menselijke problemen vaak ingewikkeld zijn en niet altijd kunnen worden opgelost met een beroep op een enkele regel. Het hangt van de situatie af. In het ene geval moet men zich niet verlagen tot het niveau van een dwaas, want dan treedt men toe tot de kring van de dwazen. In het andere geval moet het wel, want dan wordt de dwaas op zijn nummer gezet.

Paulus heeft noodgedwongen een keer als een onwijze, dat is als een dwaas, gesproken. Dat was om de Korinthiërs, die in hun eigen ogen wijs waren, te corrigeren (2Ko 11:16-17; 2Ko 12:11). De profeet Micha heeft tegenover Achab zowel het een als het ander gedaan (1Kn 22:15; 17). Als er genade in ons hart is en tevens de wil om niets van Gods Woord af te doen, zal de Heilige Geest ons laten weten hoe wij iedereen moeten antwoorden (Ko 4:6).

Een prediker antwoordde eens een dwaas naar zijn dwaasheid. Toen hem een dwaze, niet te beantwoorden, vraag werd gesteld, antwoordde hij: ‘Het antwoord kun je vinden in het tweede hoofdstuk van de brief van Judas.’

Nog een opmerking die kan helpen deze twee verzen te begrijpen, vinden we in de Joodse Talmoed. De Talmoed bevat de commentaren van de belangrijkste rabbijnen en andere schriftgeleerden op de Tenach, dat is het Oude Testament. Daarin staat dat Sp 26:4 vermoedelijk betrekking heeft op dwaze commentaren die men moet negeren en dat Sp 26:5 betrekking heeft op een verkeerde voorstelling van zaken die men moet corrigeren.

Copyright information for DutKingComments